In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 15 juli 2022 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres verweerder op 1 februari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op voor het doen van een vooraankondiging, waarbij eiseres de mogelijkheid heeft om een zienswijze in te dienen. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom te betalen van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 437,50, en verweerder moet het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat verweerder de onder 4.3 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen, en dat de opgelegde dwangsom en proceskostenvergoeding aan eiseres moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2024 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.