In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 10 mei 2023 tegen de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag van 1 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen de beslistermijn heeft overschreden, aangezien eiser op 10 mei 2023 zijn bezwaarschrift indiende en de termijn voor een beslissing inmiddels was verstreken. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 30 november 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser vergoeden. De rechtbank benadrukt dat de beslistermijn in dit geval is verlengd tot zes weken na de uitspraak, rekening houdend met de grote hoeveelheid bezwaarschriften die door verweerder behandeld moeten worden.