ECLI:NL:RBZWB:2024:2810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10542000 \ MB VERZ 23-779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het verkeerd parkeren van zijn voertuig op 15 januari 2022, waarbij het voertuig zodanig was geparkeerd dat het verkeer werd gehinderd. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, had het beroep ingediend. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De parkeervakken op het terrein waren duidelijk zichtbaar en het voertuig stond in een doorgang, wat hinder veroorzaakte. De kantonrechter heeft echter ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de procedure meer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.

De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 112,50, met een terugbetaling van € 37,50 aan de betrokkene. Daarnaast is er een proceskostenvergoeding toegekend van € 218,75 voor de kosten van het indienen van het beroepschrift. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10542000 \ MB VERZ 23-779
CJIB-nummer: 0062 5422 4706 7683
uitspraakdatum: 18 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd op 15 januari 2022 om 13:43 uur op De Els in Waalwijk.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stond geparkeerd op een parkeerterrein waar de parkeervakken niet aangegeven waren. Betrokkene heeft ook geen hinder veroorzaakt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De vakken op het parkeerterrein zijn zichtbaar en het voertuig stond midden in een doorgang en heeft hiermee deze doorgang belemmerd. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is terecht opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter wegens een overschrijding van de redelijke termijn de boete met 25% te matigen. Tot slot verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de proceskostenvergoeding te beperken tot de kantonfase.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en een foto van de situatie op 15 januari 2022 om 13:43 uur - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De parkeervakken op het terrein zijn immers duidelijk aangegeven. De later vanuit betrokkene toegezonden foto lijkt niet overeen te komen met de eerder vastgestelde gedraging en doet absoluut geen recht aan de situatie zoals door betrokken verbalisant is vastgesteld. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete. In dit geval is de boete opgelegd op 15 januari 2022 en is de redelijke termijn dus met 2 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 112,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: