In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 april 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 16 februari 2024 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na deze ingebrekestelling geen besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn van de Dienst Toeslagen moet worden aangepast aan de realiteit van het aantal aanvragen dat behandeld moet worden. Daarom wordt een termijn van tien weken voor het verzenden van een vooraankondiging als redelijk beschouwd. Eiseres heeft recht op vergoeding van haar proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 51,- moet ook worden vergoed door de Dienst Toeslagen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.