In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 21 september 2023 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 28 september 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van verweerder is overschreden. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder uiterlijk op 29 januari 2024 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft verweerder op 6 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 13 februari 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank wijst erop dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.