In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 29 december 2022, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser heeft op 3 februari 2023 zijn bezwaarschrift ingediend, en na een verlenging van de beslistermijn had de Belastingdienst uiterlijk op 15 juni 2023 moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de Belastingdienst op 31 oktober 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 418,50 en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiser worden vergoed.
De rechtbank benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om de belangen van de betrokkenen te waarborgen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.