In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 25 januari 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 18 januari 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft op 13 juli 2022 verweerder in gebreke gesteld, en verweerder heeft deze ingebrekestelling op 19 juli 2022 ontvangen. Aangezien er na deze ingebrekestelling geen nieuw besluit is genomen, oordeelt de rechtbank dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank legt verweerder een termijn op van zeven weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging aan eiseres te verzenden, gevolgd door een termijn van twee weken voor het nemen van een besluit na ontvangst van een zienswijze van eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Verweerder moet ook het griffierecht van € 50,- en proceskosten van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.