In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft op 31 mei 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 6 november 2023 de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld. De rechtbank beslist zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt de Belastingdienst een termijn op van acht weken om een vooraankondiging te verzenden en twee weken na ontvangst van de zienswijze om een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Belastingdienst de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 22 september 2023 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken.
Eiseres krijgt gelijk in deze zaak, en de rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.