In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 4 januari 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres de Belastingdienst op 8 januari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen negen weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank wijst de verzoeken van de Belastingdienst om een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding af. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.