In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS), ingediend op 2 januari 2023. Eiseres heeft verweerder op 3 januari 2024 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak redelijk is. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 betalen, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank wijst de verzoeken van verweerder om een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 5 april 2024.