In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 januari 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 3 januari 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst alsnog binnen zeven weken na de uitspraak een besluit moet nemen, waarbij een dwangsom van € 100,- per dag wordt opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank wijst erop dat de termijn van zeven weken recht doet aan de mogelijkheden van de Belastingdienst om op de aanvraag te beslissen, gezien het aantal aanvragen dat behandeld moet worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.