Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
Ontvanger’ de handtekening van [gedaagde 2] . Onder ‘
Investeerder’ plaatsen [eisers] hun handtekeningen. Ook [gedaagde 1] zet op 9 juni 2022 zijn handtekening op de overeenkomst en plaatst die onder de handtekening van [gedaagde 2] .
Het is binnen bij [gedaagde 2] [eiser 2] we gaan vanaf morgen knallen voor jullie! Als die andere 125k binnen is bevestig ik je het weer direct.’
3.Het geschil
ontvanger’partij zijn bij de overeenkomst en zij op grond van artikel 11 van de overeenkomst (hoofdelijk) verplicht zijn de waarde van hun beleggingsportefeuille (terug) te betalen. Volgens [eisers] is [gedaagde 1] daarnaast ook op grond van artikel 14 van de overeenkomst (hierna: artikel 14) verplicht het gevorderde geldbedrag aan hen terug te storten.
4.De beoordeling
ontvanger’gebonden is aan de overeenkomst, (ii) uit artikel 14 ook geen (zelfstandige) betalingsverplichting van [gedaagde 1] volgt en (iii) [eisers] onvoldoende hebben gesteld voor een andere juridische grondslag voor hun vorderingen.
ontvanger’gebonden heeft aan de overeenkomst. Daarom vinden zij dat ook [gedaagde 1] op grond van artikel 11 van de overeenkomst verplicht is (de waarde van) hun beleggingsportefeuille aan hen (terug) te betalen. [gedaagde 1] betwist echter gemotiveerd dat hij partij is bij de overeenkomst, althans dat hij zich daaraan als ‘
ontvanger’heeft gebonden.
ontvanger’partij is bij de overeenkomst. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst afhangt van wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en wat zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [1] Van belang is daarbij onder meer welke hoedanigheid voor de wederpartij kenbaar was en in welke context partijen optraden. [2] Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden van na het sluiten van de overeenkomst kunnen hierbij relevant zijn. [3]
ontvanger’partij is bij de overeenkomst, is het ook aan hen om hier voldoende omstandigheden voor naar voren te brengen (artikel 150 Rv). In hun dagvaarding sommen [eisers] een aantal omstandigheden op waaruit volgens hen kan worden opgemaakt dat [gedaagde 1] als ‘
ontvanger’partij is bij de overeenkomst. [gedaagde 1] heeft dit (per omstandigheid) gemotiveerd weersproken.
ontvanger’partij is bij de overeenkomst.
ontvanger’en uit artikel 5 van de overeenkomst volgt dat de ‘
ontvanger’de hoofdsom zal gebruiken voor het handelen in aandelen, obligaties of andere beleggingsproducten.
ontvanger’aan de overeenkomst heeft gebonden. Immers stuurde [gedaagde 1] diezelfde dag nog een Whatsappbericht aan [eiser 2] waarin hij onder meer schreef ‘
Hierbij de bevestiging van jullie samenwerking met [gedaagde 2]’ en
‘ [gedaagde 2] heeft het beheer over jullie geld en is de man die de winsten/verliezen maakt’. Daarmee maakte [gedaagde 1] aan [eisers] kenbaar dat zij een samenwerking met [gedaagde 2] waren aangegaan.
ontvanger’partij is bij de overeenkomst. Dat [gedaagde 1] deze communicatie op zich zou nemen, was voor [eisers] namelijk kenbaar. In hetzelfde Whatsappbericht van 9 juni 2022 waarin [gedaagde 1] de samenwerking tussen [eisers] en [gedaagde 2] bevestigde, schreef [gedaagde 1] namelijk ook: ‘
Je zit in mijn team, en ik ben beschikbaar voor alle communicatie’. Daarmee maakte hij dus een onderscheid tussen zijn eigen rol in de communicatie over de beleggingen en de samenwerking tussen [eisers] en [gedaagde 2] .
mijn team’. Hierop lichtte [gedaagde 1] toe dat hij voor [gedaagde 2] het contact onderhield met een groepje beleggers, zodat [gedaagde 2] zich bezig kon houden met zijn beleggingen. Voor de tijd die hij hieraan besteedde ontving [gedaagde 1] een vergoeding van [gedaagde 2] . Hieruit en uit de woordkeuze van [gedaagde 1] in zijn communicatie richting [eisers] (zoals: ‘
We gaan van start’) volgt dat [gedaagde 1] (nauw) samenwerkte met [gedaagde 2] . Dat betekent echter niet dat [eisers] er om die reden van uit mochten gaan dat [gedaagde 1] zich op dezelfde manier als [gedaagde 2] aan de overeenkomst met [eisers] heeft gebonden. De rechtbank constateert namelijk ook dat [gedaagde 1] zich in de overgelegde Whatsappgesprekken met [eisers] niet op één lijn stelt met [gedaagde 2] . Mede in het licht van het Whatsappbericht van [gedaagde 1] van 9 juni 2022 mochten [eisers] dit dus in redelijkheid ook niet uit de berichtgeving van [gedaagde 1] afleiden.
Wil je aub regelen dat we het geld eruit kunnen halen?’ Ter zitting gaf [eiser 2] hierover aan dat hij dit aan [gedaagde 1] moest vragen omdat [gedaagde 1] zijn contactpersoon was. Dit duidt erop dat [eiser 2] zijn vraag dus niet zozeer aan [gedaagde 1] als contractspartij richtte, maar als contactpersoon van [gedaagde 2] .
Ik geef het door aan [gedaagde 2] (…)’. In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] ook laten zien dat hij het verzoek van [eiser 2] nog diezelfde dag één-op-één heeft doorgestuurd aan [gedaagde 2] en hij [gedaagde 2] daarna meermaals herinnerd heeft aan dit verzoek.
Je krijgt € 261.423 teruggestort’, maar hierover heeft [gedaagde 1] toegelicht dat dit de laatste stand van de beleggingsportefeuille was die hij van [gedaagde 2] had doorgekregen en hij erop vertrouwde dat [gedaagde 2] dit bedrag zou terugbetalen. In de context van het gehele Whatsappbericht van 11 januari 2023 en de overige communicatie vanuit [gedaagde 1] , mochten [eisers] ook hier niet de betekenis aan geven dat [gedaagde 1] (naast [gedaagde 2] ) als ‘
ontvanger’partij is bij de overeenkomst of anderszins een eigen terugbetalingsverplichting op zich heeft genomen.
ontvanger’geldt onder de overeenkomst.
ontvanger’kan zijn als bedoeld in de overeenkomst. Immers bepaalt dit artikel dat ‘
Indien de ontvanger langdurig ziek is of komt te overlijden’ dit wordt ‘
gecommuniceerd door partners [naam] , of [gedaagde 1]’. [gedaagde 1] wordt in deze bepaling dus juist onderscheiden van de ‘
ontvanger’.
ontvanger’partij is bij de overeenkomst. [eisers] kunnen van [gedaagde 1] dus geen nakoming vorderen van verplichtingen die volgens de overeenkomst rusten op de ‘
ontvanger’. Dat betekent dat [eisers] hun beleggingsportefeuille (althans de waarde ervan) niet op grond van artikel 11 van de overeenkomst van [gedaagde 1] kunnen opeisen. Niet ter discussie staat namelijk dat [eisers] (de waarde van) hun portefeuille volgens dit artikel alleen van de ‘
ontvanger’kunnen opeisen.
de gelden’ aan [eisers] terug te storten op ieder moment dat zij hun geld terug willen, ongeacht of sprake is van langdurige ziekte of het overlijden van [gedaagde 2] . [eisers] vinden dat de tweede zin in deze bepaling los moet worden gezien van de eerste zin.
ontvanger’). De rechtbank vindt namelijk dat de eerste en tweede zin van artikel 14 niet los van elkaar kunnen worden gezien. Dat deze zinnen in één en hetzelfde contractsbeding staan, is al een aanwijzing dat deze met elkaar in verband staan. Bovendien horen de zinnen taalkundig ook bij elkaar. Zo verwijst de zinsnede ‘
Eén van deze partners’in de tweede zin duidelijk terug op de zinsnede ‘
partners [naam] , of [gedaagde 1]’ in de eerste zin en blijkt uit het woord ‘
ook’dat de tweede zin een aanvulling vormt op de eerste zin. Verder voorziet artikel 11 van de overeenkomst al in de mogelijkheid voor [eisers] om te allen tijde de beleggingsportefeuille op te eisen van de ‘
ontvanger’. De rechtbank acht het ook daarom logisch en waarschijnlijk dat partijen met artikel 14 juist alleen een voorziening hebben willen treffen voor het geval [gedaagde 2] langdurig ziek zou worden of zou overlijden.