In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 31 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 20 juli 2023, maar de Belastingdienst heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twaalf weken beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt dat de Belastingdienst binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar verlengt deze termijn tot zes weken vanwege de grote hoeveelheid bezwaarschriften die behandeld moeten worden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om af te wijken van de forfaitaire vergoeding. De rechtbank wijst erop dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.