In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 1 juni 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 3 juni 2022 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat in bijzondere gevallen een andere termijn kan worden vastgesteld, en in dit geval wordt een termijn van zes weken voor de vooraankondiging als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. Eiseres kan een zienswijze indienen tegen deze vooraankondiging.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op aan de Belastingdienst, die begint te lopen vanaf het moment dat de termijn voor de vooraankondiging wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst ook het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden tot verzet.