ECLI:NL:RBZWB:2024:2223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10613943 _ MB VERZ 23-240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op 13 januari 2022. Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij niet door rood heeft gereden, maar dat hij stil stond bij het verkeerslicht en pas na het omspringen van het licht naar oranje is opgetrokken. Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder de opname van zijn schoonmoeder in het ziekenhuis, wat zijn concentratie zou hebben beïnvloed.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het beroep ongegrond verklaard en verzocht om de boete te handhaven. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant, die schuin achter betrokkene stond en het verkeerslicht goed kon waarnemen.

Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. Daarnaast is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook heeft geleid tot een matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 125,- plus € 9,- administratiekosten en de officier van justitie opgedragen het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10613943 \ MB VERZ 23-240
CJIB-nummer: 0062 5422 4690 3766
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op 13 januari 2022 om 18:49 uur op de Liesbosweg in Etten-Leur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stond te wachten bij het verkeerslicht en zag het groene licht op oranje springen. Hij is vanuit stilstand opgetrokken en vervolgens door oranje gereden.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat zijn schoonmoeder die dag wegens een hersenbloeding was opgenomen in het ziekenhuis. Zij is hierna helaas overleden. Bij thuiskomst was er geen energie om te koken en betrokkene is richting de chinees gereden om eten af te halen. Betrokkene overlegt ter zitting een blad met foto’s van het kruispunt en gaat verder met zijn toelichting op de gedraging. Betrokkene voert aan dat hij stond te wachten om, rechtsaf te slaan naar de chinees, en om zich heen aan het kijken was. Dit was klaarblijkelijk te lang want het verkeerslicht sprong van groen op oranje. Hij was hier niet eerder op geattendeerd door zijn medeweggebruikers. Zo had de auto achter betrokkene niet getoeterd. Betrokkene twijfelt aan de waarneming van verbalisant. Verbalisant stond immers niet achter hem tijdens het constateren van de gedraging. Dit wordt onder meer bevestigd omdat de verbalisant slecht aan hem vroeg waarom hij door rood was gereden en niet (ook) waarom hij voor het groene verkeerslicht stil was blijven staan. Daarbij had de collega van de verbalisant zijn verhaal kunnen bevestigen, maar zijn verklaring zou niet noodzakelijk zijn geweest voor het vaststellen van de gedraging. Gelet op het voorgaande zijn er (te veel) twijfels en zou een boete niet terecht zijn opgelegd. Betrokkene geeft tot slot aan dat het hem niet om het geldbedrag gaat, maar om het functioneren van het rechtssysteem.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft uitvoerig zijn verhaal gedaan en daaruit maak ik op dat het betrokkene (nog) erg hoog zit. Uit het zaakoverzicht volgt dat verbalisant niet direct, maar schuin achter betrokkene stond. Hierdoor heeft verbalisant goed zicht gehad op betrokkene en heeft direct kunnen zien dat het verkeerslicht al enkele seconden op rood stond. In het aanvullend proces-verbaal heeft verbalisant nogmaals, op ambtseed, aangegeven dat betrokkene door rood heeft gereden. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verbalisant. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt om het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter wegens schending van de hoorplicht en overschrijding van de redelijke termijn de boete met 50% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Het dossier bevat twee processen-verbaal, op ambtseed opgemaakt, waarin de verbalisant aangeeft dat betrokkene door rood is gereden. Verbalisant stond schuin achter betrokkene en had hierdoor goed zicht op betrokkene. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verbalisant. Temeer omdat betrokkene heeft aangegeven wat afgeleid en/of niet helemaal 100% geconcentreerd te zijn vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Schending redelijke termijn
Eenieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 22 januari 2022 en is de redelijke termijn dus met 2 maanden overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet op het bovenstaande gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 125,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 125,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: