In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 oktober 2022. De heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft aan belanghebbende op 5 september 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende is hiertegen in bezwaar gegaan en dit bezwaar is gegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was, maar belanghebbende en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
De heffingsambtenaar heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Bij het toekennen van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase is een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) toegekend. De rechtbank beoordeelt of deze wegingsfactor terecht is toegepast aan de hand van de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de wegingsfactor 0,5 (licht) zou moeten zijn, verwijzend naar richtsnoeren van gerechtshoven en een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De heffingsambtenaar voert aan dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden vanwege het ontbreken van procesbelang en dat het bezwaarschrift slechts een pro-forma bezwaarschrift is. De rechtbank verwerpt deze stelling en oordeelt dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de wegingsfactor en de hoogte van de proceskostenvergoeding in geschil zijn. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de wegingsfactor van 0,25 terecht heeft toegepast, gezien de geringe inspanning die nodig was van de gemachtigde van belanghebbende en de eenvoudige aard van de zaak. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de kostenvergoeding in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.