ECLI:NL:RBZWB:2024:2097
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing 30%-bewijsregeling voor ingekomen werknemers en jaarloonnorm
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van de 30%-bewijsregeling voor ingekomen werknemers door de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 21 juli 2022 het verzoek van belanghebbende en haar werkgever afgewezen, en deze afwijzing werd in de uitspraak op bezwaar van 1 maart 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende, haar gemachtigde en de inspecteur aanwezig waren. De inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en een toehoorder.
De rechtbank onderzoekt of belanghebbende voldoet aan de jaarloonnorm van € 38.961, zoals vereist voor de toepassing van de 30%-bewijsregeling. Belanghebbende, die tot 19 december 2021 in het Verenigd Koninkrijk woonde, was van 1 januari 2022 tot en met 31 mei 2022 werkzaam als tandheelkundig medewerker op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de jaarloonnorm wordt voldaan, omdat het overeengekomen salaris variabel is en er geen ondergrens is afgesproken. De rechtbank wijst ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel af, omdat de situatie van belanghebbende niet gelijk is aan die van tandartsen met een vast salaris.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, handhaaft de afwijzing van de inspecteur en kent geen griffierecht of proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.