Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
- Een factuur van 19 januari 2020 aan [bedrijf 1] naar een bedrag van € 22.750,00;
- Een creditfactuur van 26 mei 2020 aan [bedrijf 1] naar een bedrag van € 22.750,00;
- Een factuur van 23 december 2019 aan [bedrijf 2] naar een bedrag van € 58.820,00;
- Een creditfactuur van 26 maart 2020 aan [bedrijf 2] naar een bedrag van € 58.820,00;
- Een creditfactuur van 1 september 2020 aan [bedrijf 3] naar een bedrag van € 9.000,00;
- Een factuur van 2 februari 2020 aan [bedrijf 4] naar een bedrag van € 63.145,00;
- Een creditfactuur van 1 mei 2020 aan [bedrijf 4] naar een bedrag van € 63.145,00.
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen tegen de aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 en de daarmee samenhangende belastingrentebeschikkingen ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de aanslag Zvw niet-ontvankelijk.