ECLI:NL:RBZWB:2024:1984
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en onzakelijke lening
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024, wordt de zaak behandeld van belanghebbende B.V. tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) heeft opgelegd voor de belastingjaren 2014 tot en met 2016, evenals een aanslag voor het belastingjaar 2017. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank behandelt de vraag of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of er sprake is van een onzakelijke lening. De inspecteur stelt dat er een nieuw feit is dat de navorderingen rechtvaardigt, terwijl belanghebbende betoogt dat de inspecteur geen nieuw feit heeft en dat de afwaardering van de vordering in stand moet blijven. De rechtbank concludeert dat de inspecteur inderdaad beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
Daarnaast wordt de vraag of er sprake is van een onzakelijke lening beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de voorwaarden waaronder de lening is verstrekt, niet zakelijk zijn, gezien het negatieve eigen vermogen van de leningnemer en de afhankelijkheid van de resultaten van dochtermaatschappijen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de inspecteur de afwaarderingen in de belastingjaren 2015 en 2017 terecht heeft gecorrigeerd. De beroepen van belanghebbende worden ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.