ECLI:NL:RBZWB:2024:1901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
BRE 23/3543
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling box 3-heffing en rechtsherstel in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning € 172.312 bedroeg en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) € 147.907. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt of de box 3-heffing te hoog is, aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de box 3-heffing niet te hoog is, ondanks de stelling van belanghebbende dat zijn werkelijke rendement hoger is dan het forfaitaire rendement. De rechtbank verwijst naar het Kerstarrest van de Hoge Raad, waarin werd overwogen dat de forfaitaire heffing kan leiden tot een schending van de rechten van de belastingplichtige, maar oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een schending.

Belanghebbende, gehuwd en vader van twee kinderen, had schenkingen gedaan aan zijn kinderen en een aanzienlijke grondslag sparen en beleggen aangegeven in zijn aangifte. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 voor belanghebbende niet tot een gunstiger resultaat leidt, en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 april 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 172.312 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 147.907.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de box 3-heffing te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de box 3-heffing niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [naam] . Zij hebben twee kinderen.
4.1.
Belanghebbende heeft aan zijn kinderen schenkingen gedaan onder schuldigerkenning voor een totaalbedrag van € 1.186.000.
4.2.
In zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2021 heeft belanghebbende een grondslag sparen en beleggen aangegeven van € 3.436.437. Daarvan is een bedrag van € 2.820.804 aan belanghebbende toegerekend.
De grondslag sparen en beleggen is als volgt opgebouwd:
Bank- en spaarrekeningen
€ 796.594
Aandelen, obligaties e.d.
€ 3.884.582
Vorderingen, uitgeleend geld
€ 49.500
Totaal bezittingen
€ 4.730.676
Diversen, kosten beleggingen
-/- € 14.639
Schenkingen onder schuldigerkenning aan kinderen
-/- € 1.186.000
Totaal schulden voor drempel
-/- € 1.200.639
Schuldendrempel
€ 6.400
Totaal schulden
-/- € 1.194.239
Heffingvrij vermogen
-/- € 100.000
Grondslag sparen en beleggen
€ 3.436.437
4.3.
De definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 is conform de ingediende aangifte opgelegd.
4.4.
De invoering van de Wet rechtsherstel box 3 heeft bij belanghebbende niet tot een vermindering van de aanslag geleid.

Motivering

Box 3-heffing
5. Aangezien toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 voor belanghebbende niet tot een gunstiger resultaat leidt, vindt deze wet geen toepassing en is de box 3-heffing nog altijd gebaseerd op het in de Wet IB 2001 opgenomen forfaitaire stelsel. In het Kerstarrest [1] heeft de Hoge Raad overwogen dat voor degene die door het forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, dit leidt tot een schending van de door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM [2] (EP) in samenhang met artikel 14 van het EVRM gewaarborgde rechten. Vervolgens heeft de Hoge Raad rechtsherstel geboden door te bepalen dat alleen het werkelijke rendement in de heffing wordt betrokken.
5.1.
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat zijn werkelijke rendement in 2021 hoger is dan het forfaitaire rendement dat in de belastingheffing is betrokken bij het opleggen van de aanslag.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is vanwege het hogere werkelijk rendement geen sprake van een situatie zoals in het Kerstarrest en is er dus geen sprake van een schending van artikel 1 EP in samenhang met artikel 14 van het EVRM. Voor het bieden van rechtsherstel is dan geen aanleiding. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de stelling van belanghebbende dat de tarieven zoals gehanteerd in de Wet rechtsherstel box 3 op grond van het Kerstarrest onvoldoende rechtsherstel zouden bieden.
Individuele en buitensporige last
6. Voor de beantwoording van de vraag of in belanghebbendes geval ten aanzien van de box 3-heffing sprake is van een individuele en buitensporige last als gevolg waarvan de heffing strijdig is met artikel 1 EP, is beslissend of de last zich voor belanghebbende sterker laat voelen dan in het algemeen en voorts of de last voor hem buitensporig is. Bij de beoordeling van de vraag of een zodanige individuele en buitensporige last zich voordoet, moeten de gevolgen van de aanslag als geheel beschouwd worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de betrokkene. [3] Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen of en in hoeverre een belastingplichtige een zodanig laag inkomen heeft dat hij op zijn vermogen moet interen om de belasting te voldoen. In het algemeen kan immers worden aangenomen dat de wetgever met een belasting naar inkomen geen heffing beoogt waardoor de belastingplichtige op zijn vermogen moet interen om de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. [4]
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een individuele en buitensporige last voor belanghebbende. Belanghebbende beschikt over voldoende inkomen in box 1 en voldoende (werkelijk) rendement over zijn vermogen om zijn box 3-heffing te betalen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 21 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, r.o. 3.6.1.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:831, r.o. 2.5.2.
4.Hoge Raad 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1047, r.o. 4.3.3.