In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 13 juni 2022 voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 21 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiser moet verzenden. Gezien de omstandigheden en het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld, acht de rechtbank een termijn van acht weken voor de vooraankondiging redelijk. Eiser kan tegen deze vooraankondiging een zienswijze indienen, waarna de Belastingdienst nog twee weken heeft om een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt verder dat de Belastingdienst het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.