ECLI:NL:RBZWB:2024:1836
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Vlissingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een hoekwoning in Vlissingen, vastgesteld op € 178.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, de eigenaresse van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 151.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 23 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was, ondanks een uitnodiging. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, mede op basis van een taxatierapport en vergelijkingen met referentiewoningen. De rechtbank wijst erop dat de eigen aankoopprijs van de woning, die in 2018 voor € 160.000 is gekocht, ook een belangrijke factor is in de waardebepaling. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met de relevante wetgeving en dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.