Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Graaf Engelbertlaan te Breda op 7 december 2021. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 februari 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, zoals bevestigd door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete vastgesteld op € 187,50, plus administratiekosten. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan de gemachtigde van de betrokkene.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid om boetes te matigen in geval van overschrijding van deze termijn. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat de wijze van betaling van de proceskosten geen wettelijke grondslag heeft om alleen op de rekening van de gemachtigde te betalen. De beslissing kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.