ECLI:NL:GHARL:2023:9747

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
200.325.665/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • W. Werdmüller von Elgg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeerslichtsanctie en redelijke termijn van berechting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter inzake een verkeerslichtsanctie. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 17 maart 2023 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De sanctie van € 160,- was opgelegd voor het negeren van een rood verkeerslicht op 31 oktober 2020 in Gouda. De ambtenaar die de sanctie oplegde, had geen direct zicht op het verkeerslicht, maar voerde nader onderzoek uit naar de werking van de verkeerslichtinstallatie. Het hof oordeelt dat de ambtenaar voldoende gegevens heeft verzameld om de gedraging vast te stellen, ondanks het gebrek aan direct zicht op het verkeerslicht. Het hof concludeert dat de betrokkene inderdaad door rood is gereden, maar erkent dat de redelijke termijn van berechting is overschreden. Daarom wordt de sanctie met 25% gematigd en worden de proceskosten vergoed. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en wijzigt de sanctie naar € 120,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.325.665/01
CJIB-nummer
: 237430886
Uitspraak d.d.
: 17 november 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 160,- voor: “doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 31 oktober 2020 om 20.15 uur op de Spoorstraat in Gouda met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat als een ambtenaar niet direct zicht heeft op het voor de betrokkene bestemde verkeerslicht, er zorgvuldig en nader onderzoek dient te worden verricht naar de werking van de verkeersinstallatie. Net als in de uitspraak van het hof van 5 oktober 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:9339) kan ook in deze zaak niet worden vastgesteld dat het feitelijk niet mogelijk is geweest dat beide rijrichtingen ten tijde van de gedraging groen licht hadden. Daar komt nog bij dat niet duidelijk is hoe de ambtenaar dit (in zijn eentje) heeft vastgesteld en wanneer één en ander is gecontroleerd. Het dossier bevat onvoldoende gegevens om de gedraging vast te kunnen stellen. De kantonrechter heeft dit miskend.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, zag dat betrokkene vanuit tegenovergestelde richting aan kwam rijden. Ik zag dat het kruisende verkeer groen licht had en dat het verkeer ook daadwerkelijk reed. Ik zag dat betrokkene rechtdoor reed en kennelijk het rode verkeerslicht negeerde. Later nog ter plaatse geweest op de genoemde kruising en daadwerkelijk vastgesteld dat als het kruisende verkeer groen licht heeft het verkeerslicht dat betrokkene negeerde op rood stond. (…)
Verklaring betrokkene: ik ben niet door rood gereden.”
5. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een aanvullend proces-verbaal van 29 juli 2023 overgelegd, waarin de ambtenaar - voor zover relevant - het volgende verklaart:
“Ik keek in de richting van de Spoorstraat. Ik zag dat het verkeerslicht op het Kleiwegplein rood licht uitstraalde. Ik stond te wachten om door te kunnen rijden in de richting van de Spoorstraat. Ik zag dat het verkeer van de kruisende wegen, de Kattensingel en de Blekerssingel, gewoon reed. Plotseling zag ik vanuit de Spoorstraat een bromfietser aan komen rijden. Ik zag dat deze tussen het kruisende verkeer van de Kattensingel en de Blekerssingel doorreed in de richting van het Kleiwegplein. Ik zag dat de andere verkeersdeelnemers die vanuit de Spoorstraat kwamen stonden te wachten. Kennelijk negeerde de bestuurder van de bromfiets het rode verkeerslicht. (…) Omdat ik geen direct zicht had gehad op het verkeerslicht ben ik daarna teruggegaan naar de eerder genoemde kruising. Ik heb enige tijd op de locatie gestaan waar de bestuurder van de bromfiets het rode verkeerslicht had genegeerd. Ik zag daar steeds dat wanneer het verkeer op de Kattenspel en de Blekerssingel reed het verkeerslicht op de Spoorstraat ook daadwerkelijk op rood stond. Het lijkt mij dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de bestuurder van de bromfiets op het moment van de gedraging wel groen licht had.”
6. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt dat hij niet rechtstreeks zicht had op het verkeerslicht toen de betrokkene dit passeerde. Voor het opleggen van de onderhavige sanctie is dat ook niet vereist. Wel moet hetgeen de ambtenaar omtrent de werking van de verkeerslichtinstallatie verklaart, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de betrokkene is doorgereden terwijl het verkeerslicht rood uitstraalde. Naar het oordeel van het hof is dat hier het geval. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt dat hij de betrokkene vanuit de Spoorstraat - tussen het kruisende verkeer van de Kattensingel en de Blekerssingel - aan zag komen rijden terwijl de andere verkeersdeelnemers komende vanuit de Spoorstraat bleven wachten. De ambtenaar verklaart verder dat hij naderhand is teruggereden naar de betreffende kruising, daar enige tijd bij het voor de betrokkene bestemde verkeerslicht in de Spoorstraat heeft gestaan en daar steeds zag dat wanneer het verkeer op de kruisende wegen reed, het verkeerslicht aan de Spoorstraat rood licht uitstraalde. Het hof is van oordeel dat gelet op dit nadere onderzoek van de ambtenaar de conclusie gerechtvaardigd is dat het voor de betrokkene bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde toen hij het passeerde. De gedraging kan worden vastgesteld.
7. De gemachtigde wijst er terecht op dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in eerste aanleg is overschreden. Het hof zal het bedrag van de sanctie matigen met 25 procent (vgl. het arrest van het hof van 28 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
8. De proceskosten gemaakt in de fase waarin de redelijke termijn van berechting is overschreden komen voor vergoeding in aanmerking (vgl. voormeld arrest van het hof van 28 juli 2023). Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen ter zitting van de kantonrechter dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het beroep € 837,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 837,- (= 2 x € 837,- x 0,5).
9. Het vorenstaande leidt tot de onderstaande beslissing.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking, in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt gewijzigd in
€ 120,-;
bepaalt dat als de betrokkene op grond van artikel 11 van de Wahv teveel zekerheid heeft gesteld, het meerdere door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.