ECLI:NL:RBZWB:2024:1722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1260 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot sluiten van een woning wegens drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een appartement huurt van een woningstichting, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg om zijn woning te sluiten voor een periode van een maand. Dit besluit was genomen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er harddrugs in de woning waren aangetroffen. Verzoeker heeft verzocht om schorsing van dit besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij hij heeft overwogen dat er sprake is van onverwijlde spoed, aangezien verzoeker zijn woning niet meer kan betreden. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en de burgemeester tegen elkaar afgewogen. Hij concludeerde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting van de woning noodzakelijk was, vooral gezien de kwetsbaarheid van verzoeker en de mogelijke gevolgen van de sluiting voor zijn psychische gezondheid.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker en dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid. Daarom heeft hij besloten het besluit van de burgemeester te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1260

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. R. el Bellaj),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg,

(gemachtigde: mr. Z. Mucuk).

Inleiding

1. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het aan [naam woningstichting] (de woningstichting) gerichte besluit van 10 januari 2024 (bestreden besluit) waarin de burgemeester besluit de door verzoeker gehuurde woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] (de woning) te doen sluiten voor een periode van een maand. De burgemeester besluit hiertoe op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De reden hiervoor is dat in de woning harddrugs zijn aangetroffen.
1.1.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat de sluiting wordt opgeschort tot zes weken na de dag van verzending van de beslissing op bezwaar of een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter beoordeelt dit onder meer aan de hand van de argumenten die verzoeker heeft aangedragen, de zogenoemde gronden.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
Feiten en omstandigheden
3. Verzoeker woont alleen in de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker], die hij huurt van [naam woningstichting]. Het is een appartement op de tweede etage van een appartementencomplex.
Uit de processen-verbaal van bevindingen van de politie van 7, 14 en 17 februari 2023 en de Bestuurlijke rapportage van 14 maart 2023 blijkt dat de politie op 15 februari 2023 in de woning van verzoeker een onderzoek heeft ingesteld. De aanleiding daartoe was een door een agent waargenomen contact tussen verzoeker, in een auto, en een bekende drugsverslaafde, en diverse antecedenten in het kader van de Opiumwet.
In de woning werden 42 gram cocaïne, ongeveer 500-1000 nieuwe gripzakjes, drie prepaid telefoons, een iPhone en 10 simkaarten aangetroffen. In de berging bij de woning is € 3.350 contant geld gevonden in biljetten van € 50.
Met de brief van 10 mei 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van een maand te sluiten. Verzoeker en de woningstichting hebben naar aanleiding daarvan een zienswijze kenbaar gemaakt.
In oktober 2023 is namens de burgemeester het initiatief genomen om een zogenaamde maatwerkregeling te treffen voor verzoeker. Bij bericht van 15 november 2023 heeft de maatwerkcommissie gemeld dat er geen overeenstemming is bereikt over het toepassen van maatwerk.
Daarop heeft de burgemeester de woningstichting, op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, bij bestreden besluit gelast om de woning met bijbehorende berging te sluiten en gesloten te houden voor een periode van een maand, met ingang van 30 januari 2024, om 14:00 uur. Een kopie van het bestreden besluit is met begeleidend schrijven ook aan verzoeker gestuurd.
Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft de sluiting opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De woningstichting is uitgenodigd om als partij deel te nemen aan het geding, maar heeft geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
Beoordelingskader voorlopige voorziening
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Omdat de woning van verzoeker wordt gesloten en hij er dan geen toegang meer toe heeft, is er sprake van onverwijlde spoed.
4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich meebrengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
De bevoegdheid van de burgemeester
6.1.
Verzoeker stelt dat de aangetroffen drugs alleen bestemd was voor eigen gebruik en niet voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Hij koopt de drugs in grotere hoeveelheden in omdat hij ze zo tegen een lagere prijs kan aanschaffen. De hoeveelheid drugs overschrijdt weliswaar de maximale hoeveelheid van 0,5 gram, maar kan volgens verzoeker gezien de wijze van verpakking en de plaats van aantreffen (onder het hoeslaken op het matras) niet als buitengewoon groot worden aangemerkt. De overige aangetroffen goederen zijn niet drugsgerelateerd en zijn na beslag weer teruggegeven.
6.2.
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
6.3.
De burgemeester heeft een bestuurlijke rapportage en drie processen-verbaal aan de sluiting ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter merkt op dat het proces-verbaal van 7 februari 2023 weinig specifiek is. Hieruit kan namelijk slechts worden opgemaakt dat de verbalisant een bekende drugsverslaafde heeft zien staan bij een auto en dat hij van de drugsverslaafde heeft gehoord dat zij cocaïne had gekocht van verzoeker. Uit niets blijkt dat de verbalisant zich er ook van heeft vergewist dat de verslaafde op dat moment beschikte over die recent gekochte cocaïne.
Bij een controle in de politiesystemen bleek verzoeker meerdere antecedenten in het kader van de Opiumwet te hebben.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 42 gram cocaïne is aangetroffen. Cocaïne is een middel als bedoeld in lijst I. De aangetroffen hoeveelheid is 84 keer de hoeveelheid die wordt gezien als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Gelet op deze ruime overschrijding mocht de burgemeester ervan uitgaan dat de aangetroffen harddrugs bestemd waren voor drugshandel. De verklaring van verzoeker over zijn eigen gebruik (af en toe 1 of 2 gram) en zijn aankoopbeleid (per 10 of 20 gram omdat dat goedkoper is) is vooralsnog onvoldoende om dit te ontkrachten. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om te besluiten tot een woningsluiting in de zin van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet.
De evenredigheid van de maatregel
6.4.
Voor wat betreft de evenredigheid moet afgewogen worden of de sluiting voldoet
aan de eisen van geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. [2] Om dat goed te kunnen beoordelen, moeten alle feiten en omstandigheden duidelijk zijn en moet daarmee in de belangenafweging voldoende rekening zijn gehouden. De burgemeester heeft de belangen om de woning te sluiten uitgebreid benoemd in zijn besluit. Hij heeft tevens verwezen naar de Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (hierna: de Beleidsregels). In de Beleidsregels is bepaald dat bij een eerste overtreding van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning van een woningcorporatie, sprake is van een ernstig geval en sluiting van één maand volgt. Sluiting van verzoekers woning, die hij huurt van de woningstichting, is in beginsel conform de Beleidsregels. Verzoeker betwist dit niet. De burgemeester is tevens ingegaan op de zienswijze van verzoeker. Hieronder zal de voorzieningenrechter de evenredigheid toetsen.
Geschiktheid
6.5.
De burgemeester acht de vondst van de harddrugs een ernstig feit, dat heeft plaatsgevonden in een woning die in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk gelegen is. Het doel dat hij bij sluiting voor ogen heeft, is op zichzelf geschikt voor het tegengaan van de handel in drugs, het belang van handhaving van de openbare orde en de rechtsorde, het belang van zichtbaarheid van de sluiting en het wegnemen van risico’s voor omwonenden.
De geschiktheid wordt door verzoeker niet betwist.
Noodzakelijkheid
6.6.
Verzoeker stelt dat er geen noodzaak is tot sluiting van de woning. Er was geen sprake van feitelijke handel in of vanuit de woning en ook geen aantasting van de openbare orde. Verzoeker wijst op verklaringen van zijn buren die benoemen dat hij geen overlast veroorzaakt. De aangehaalde antecedenten zijn volgens verzoeker niet meer relevant en onjuist.
Daarbij komt dat hij is vrijgesproken van verdenking van de vermeende drugsdeal vanuit de auto en van het opzettelijk handelen in harddrugs in de periode van 12 januari 2023 tot en met 15 februari 2023.
6.7.
De burgemeester stelt dat de rol van de woning in de drugshandel aangenomen wordt vanwege de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs, de politiewaarneming van de drugsdeal (12 januari 2023) én de negen antecedenten in relatie tot de Opiumwet en ook de attributen die zijn aangetroffen in de woning en de berging. De burgemeester vindt sluiting dan ook noodzakelijk. Daarbij hecht hij veel belang aan de sterke signaalfunctie die van de sluiting uitgaat. Omdat het pand in een kwetsbare wijk ligt, is dit extra van belang.
6.8.
De burgemeester heeft de voorzieningenrechter er (nog) niet van kunnen overtuigen dat er een noodzaak bestaat de woning te sluiten.
Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de burgemeester zelf het initiatief heeft genomen om een maatwerkvoorziening voor verzoeker te realiseren. De aanleiding daarvoor – en dat is gelet op de omstandigheden terecht – is gelegen in de omstandigheid dat verzoeker kwetsbaar is en zorg nodig heeft. Ter zitting is namens de burgemeester toegelicht dat deze maatwerkvoorziening tot stand kan komen in een ketenpartneroverleg. Daarbij wordt gekeken naar de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en wordt gevraagd aan de woningstichting of de betrokkene in aanmerking kan komen voor een tweede kans. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester daarmee de bijzondere kwetsbaarheid van verzoeker onderkend en - als mogelijke uitkomst van een maatwerkoplossing - ook rekening gehouden met een andere uitkomst. Zoals ter zitting desgevraagd is toegelicht, kan een maatwerkoplossing inhouden dat de woningstichting de betrokkene onder striktere voorwaarden in de gehuurde woning laat blijven of een andere huisvesting aanbiedt.
Nadat de woningstichting heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, heeft de burgemeester besloten de woning te sluiten. Hij heeft daarbij naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet voldoende gemotiveerd of er zo lang na de vondst van de harddrugs nog een noodzaak bestaat tot sluiting van de woning. Daarbij had hij in aanmerking moeten nemen dat verzoeker psychisch kwetsbaar is mede als gevolg van een ernstig geweldsincident waarbij hij gewond is geraakt en dat hij psychiatrische begeleiding krijgt van een zogenaamd FACT team.
Evenwichtigheid
6.9.
Tevens is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester (nog) onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijk grote gevolgen voor verzoeker bij sluiting van de woning. Verzoeker zal zijn woning namelijk niet alleen voor de duur van een maand kwijtraken. De woningstichting heeft inmiddels een gerechtelijke procedure opgestart om de huurovereenkomst te ontbinden. Dit zal tot gevolg hebben dat verzoeker op een zwarte lijst terecht komt en hierdoor ook geen andere woning kan krijgen. Uit de door verzoeker overgelegde medische verklaringen blijkt tevens dat een stabiele woonsituatie voor verzoeker, gezien zijn psychische aandoening, noodzakelijk is. Een instabiele woonsituatie zal zijn psychische beeld verslechteren en kan een luxerende werking hebben op zijn psychotische kwetsbaarheid. Ook bemoeilijkt het niet hebben van een eigen woning de begeleiding via FACT. Verzoeker heeft al aangetoond dat Traverse hem niet zal helpen aan (tijdelijke) huisvesting.
6.10.
De voorzieningenrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid en dat het niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit kan in deze vorm ook de maatstaf voor de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet doorstaan.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 10 januari 2024 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:84 van de Awb
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste lid, van de Awb
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21 van de Awb
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Cocaïne staat vermeld op lijst I
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (Beleidsregels)
Handelshoeveelheid
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram. Een hoeveelheid van > 0,5 gram harddrugs brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee.
De voornoemde hoeveelheden worden in de beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.
Sluitingsduur
Woningcorporaties verhuren voornamelijk woningen onder de liberalisatiegrens (sociale huurwoningen). Deze woningen zijn schaars en de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Het is in het belang van de gemeente Tilburg om te zorgen voor voldoende aanbod van sociale huurwoningen voor haar inwoners. Het sluiten van woningen heeft consequenties voor de beschikbaarheid daarvan.
Om deze consequenties te beperken en gezien de bijzondere positie van woningcorporaties bij de behartiging van het belang van volkshuisvesting, geldt voor woningen en/of bij woningen behorende erven in eigendom van woningcorporaties een beperkte sluitingstermijn.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
- drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4117.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ECLI:NL:RVS:2022:335.