ECLI:NL:RBZWB:2024:1692

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
BRE 23/169, BRE 23/170 en BRE 24/1449
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag met betrekking tot verzuimboete en betalingsregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (MrB) en fijnstoftoeslag, alsook tegen een verzuimboete. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die eerder de naheffingsaanslagen en de boete had opgelegd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 273 voor de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete van € 55 ontvangen, evenals twee naheffingsaanslagen voor de fijnstoftoeslag van respectievelijk € 11 en € 44. De rechtbank constateert dat de belanghebbende niet tijdig had betaald en dat de inspecteur de bezwaren ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 1 februari 2024 was de belanghebbende niet verschenen, wat de rechtbank als een correcte uitnodiging beschouwt. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen en de boete terecht zijn opgelegd, ondanks de argumenten van de belanghebbende over de schorsing van het kentekenbewijs en de diefstal van de auto. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de belasting en dat er geen reden is om de boete te matigen. De beroepen worden ongegrond verklaard, en de rechtbank verklaart zich onbevoegd om een betalingsregeling te treffen, wat de belanghebbende zelf bij de Belastingdienst moet aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/169, BRE 23/170 en BRE 24/1449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , verblijvende te [plaats 1] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 december 2022 en van 16 januari 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 23 mei 2022 tot en met 22 augustus 2022 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 273 (de naheffingsaanslag Mrb). Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 55 opgelegd (de boete).
1.2.
Daarnaast heeft de inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak 30 april 2022 tot en met 22 mei 2022 een naheffingsaanslag fijnstoftoeslag opgelegd van € 11 en over het tijdvak 23 mei 2022 tot en met 22 augustus 2022 een naheffingsaanslag fijnstoftoeslag van € 44 (de naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag).
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 februari 2024 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen (zie 4).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag Mrb, de naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag en de boete terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd zijn. Meer specifiek gaat de rechtbank in op de vraag of belanghebbende geen motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag verschuldigd is, omdat belanghebbende geen mogelijkheid had het kentekenbewijs te schorsen en de auto is gestolen.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslagen en de boete terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. De argumenten die belanghebbende aanvoert in verband met de schorsing van het kentekenbewijs en de diefstal van de auto kunnen niet tot een vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslagen en/of de verzuimboete leiden. Tot slot kan de rechtbank voor belanghebbende ook geen betalingsregeling met de Belastingdienst treffen. Belanghebbende dient zich daarvoor zelf tot de ontvanger van de Belastingdienst te richten.
2.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is houder van een personenauto, merk Volkswagen, type Golf SDI, met [kenteken] (de auto). De auto rijdt op diesel. De fijnstofuitstoot van de auto bedraagt 0,051 gr/km.
3.1.
De geldigheid van het kenteken is in verschillende perioden geschorst geweest, waaronder in de periode 30 april 2020 tot en met 29 april 2022.
3.2.
Belanghebbende heeft de verschuldigde motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 23 mei 2022 tot en met 22 augustus 2022 van € 273 en de verschuldigde fijnstoftoeslag over het tijdvak 30 april 2022 tot en met 22 augustus 2022 van in totaal € 55 niet (tijdig) betaald.
3.3.
Met dagtekening 9 augustus 2022 is de naheffingsaanslag Mrb opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag is de boetebeschikking aan belanghebbende opgelegd, waarbij is uitgegaan van een derde verzuim in een periode van één jaar.
3.4.
Met dagtekening 4 juli 2022 en 12 juli 2022 zijn de naheffingsaanslagen fijnstoftoeslag opgelegd.
3.5.
De auto staat per 15 februari 2023 bij de RDW als gestolen vermeld.

Motivering

Uitnodiging zitting
4. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 6 december 2023 aan het door hem opgegeven adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Omdat de genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL blijkt dat de uitnodiging voor de zitting op 7 december 2023 op het adres waar belanghebbende verblijft is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.
Extra zaaknummer
4.1.
Belanghebbende heeft, zo begrijpt de rechtbank, de naheffingsaanslagen en de boetebeschikking willen bestrijden. De rechtbank heeft per abuis aan het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag fijnstoftoeslag over het tijdvak 23 mei 2022 tot en met 22 augustus 2022 geen zaaknummer toegekend. De rechtbank heeft daarom een extra zaaknummer (BRE 24/1449) aangemaakt.
Betalingsonmacht griffierecht
4.2.
Belanghebbende heeft ter zake van het te betalen griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan, omdat hij onvoldoende inkomen en geen vermogen heeft. Dat beroep is door de griffier voorlopig toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Zij honoreert dus het beroep op betalingsonmacht. Dat betekent dat belanghebbende geen griffierecht voor instellen van de beroepen hoeft te voldoen.
Naheffingsaanslagen
4.3.
De motorrijtuigenbelasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. [1] De verschuldigde motorrijtuigenbelasting moet zijn betaald bij aanvang van het tijdvak. [2] Indien de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting naheffen. [3]
4.4.
Vanaf 1 januari 2020 is een fijnstoftoeslag van toepassing op een personenauto indien de fijnstofuitstoot meer dan 5 mg/km (0,005 gr/km) of meer dan 10 mg/kWh is. [4] Indien de fijnstoftoeslag geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur de te weinig geheven fijnstoftoeslag naheffen. [5]
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat belanghebbende gedurende het tijdvak 30 april 2022 tot en met 22 augustus 2022 houder is van de auto en het kentekenbewijs in deze periode niet is geschorst. Tevens staat vast dat de fijnstofuitstoot van de auto meer dan 5 mg/km bedraagt. Belanghebbende is daarom zowel motorrijtuigenbelasting als fijnstoftoeslag voor de auto verschuldigd. Vast staat tenslotte ook dat belanghebbende de voor deze periode verschuldigde motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag niet (tijdig) heeft betaald. Op basis van deze feiten is de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. Dat belanghebbende, zoals hij stelt, de auto wilde schorsen maar daar niet in is geslaagd omdat hij niet over een bankpas beschikte, doet hier niet aan af. Niet de pogingen tot het doen van een schorsing, maar slechts de daadwerkelijke schorsing van de auto verhindert de verschuldigdheid van motorrijtuigenbelasting. [6] Belanghebbende stelt daarnaast dat hij de auto in januari 2022 voor het laatst heeft gezien in een garagebox in [plaats 2] , en dat de auto niet meer in de garagebox aanwezig was op het moment dat zijn vrienden (dan wel familie) de auto wilden ophalen. De rechtbank begrijpt het standpunt van belanghebbende zo dat de auto vanaf dat moment is gestolen en dat belanghebbende daarom geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd is. Die stelling wordt door de inspecteur betwist en door belanghebbende niet nader onderbouwd. Belanghebbende heeft, naar het oordeel van de rechtbank, met zijn enkele stelling niet aannemelijk gemaakt dat de auto in de periode van naheffing was gestolen. De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen daarom terecht opgelegd.
Verzuimboete
4.6.
Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete van ten hoogste € 5.514 opleggen. [7]
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is de boete in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk de verschuldigde motorrijtuigenbelasting niet binnen de gestelde termijn betaald. De mate van verwijtbaarheid speelt bij het opleggen van een verzuimboete geen rol, tenzij er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Bij avas moet het opleggen van een verzuimboete achterwege blijven. Van avas is sprake als een belastingplichtige stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hij in de gegeven omstandigheden alle van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het verzuim niet zou worden begaan. [8]
4.8.
Belanghebbende heeft met alles wat hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van avas. In het bijzonder met betrekking tot de aangevoerde omstandigheid dat belanghebbende vanwege zijn detentie niet over een bankpas beschikte en daarom de verschuldigde belasting niet kon voldoen, verdient opmerking dat deze omstandigheid niet meebrengt dat sprake is van avas. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting. Belanghebbende stelt dat hij kosten voor de auto opbouwt, omdat de auto sinds 30 april 2022 niet meer is geschorst. Belanghebbende wist dus dat de motorrijtuigenbelasting betaald had moeten worden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem geen enkel verwijt treft voor het niet betalen van de motorrijtuigenbelasting. Belanghebbende had bijvoorbeeld iemand anders kunnen vragen om de rekening motorrijtuigenbelasting te betalen, belanghebbende had ook iemand kunnen machtigen om zijn administratieve zaken af te willen of belanghebbende had via de Belastingtelefoon een automatische incasso kunnen regelen.
4.9.
De rechtbank toetst vervolgens of de boete passend en geboden is gelet op de omstandigheden van het geval. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Vast staat dat belanghebbende in een eerder tijdvak de verschuldigde motorrijtuigenbelasting te laat heeft betaald. In deze procedure gaat het om een derde verzuim. De inspecteur heeft de verzuimboete vastgesteld op € 55. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding tot matiging van de boete. Belanghebbende heeft daartoe namelijk niets aangevoerd. De rechtbank acht de boete passend en geboden.
Betalingsregeling
4.10.
Belanghebbende verzoekt de rechtbank tenslotte om een betalingsregeling. De belastingrechter is niet bevoegd om een betalingsregeling te treffen. Belanghebbende kan hiervoor een verzoek bij de ontvanger van de Belastingdienst indienen.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen en de boetebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding voor eventuele proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- verklaart zich voor het verzoek om een betalingsregeling onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.W.M.M. Verkoijen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 14 maart 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb).
2.Artikel 15, eerste lid, van de Wet Mrb.
3.Artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
4.Artikel 23, vierde lid, van de Mrb.
5.Artikel 20 van de AWR.
6.Vgl. Hoge Raad van 8 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9096.
7.Artikel 67c, eerste lid, van de AWR (tekst 2022).
8.Vgl. Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184.
9.Paragraaf 33, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht.