ECLI:NL:HR:2002:AD9096
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 januari 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een daarbij gegeven boetebeschikking. De naheffingsaanslag, opgelegd voor het motorrijtuig met kenteken AA-AA-00, betreft een bedrag van ƒ 564 aan enkelvoudige belasting en een boete van ƒ 250. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het voertuig sinds 22 april 1998 op naam van belanghebbende stond in het kentekenregister. Gedurende het naheffingstijdvak was belanghebbende gedetineerd, en een financieringsmaatschappij had deel III van het kentekenbewijs in bezit. De Hoge Raad oordeelt dat op basis van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 de belastingplichtige degene is op wiens naam het kenteken is geregistreerd. Aangezien het voertuig in het relevante tijdvak op naam van belanghebbende stond, is hij terecht als belastingplichtige aangemerkt.
Belanghebbende had geprobeerd de belastingplicht te schorsen, maar deze pogingen waren niet succesvol omdat de financieringsmaatschappij niet meewerkte. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen, omdat de pogingen tot schorsing niet hebben geleid tot een daadwerkelijke schorsing van de belastingplicht. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond.