ECLI:NL:RBZWB:2024:1678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1406 VV en AWB- 24_1407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten theehuis voor 6 maanden

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de exploitant van een theehuis behandeld. De burgemeester van Bergen op Zoom had op 19 januari 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, die strekt tot sluiting van het theehuis voor een periode van zes maanden vanwege overtredingen van de Opiumwet. De voorzieningenrechter beoordeelt de feiten en omstandigheden rondom de sluiting, waaronder een bestuurlijke rapportage van de politie die meldingen van drugshandel in het theehuis bevestigt. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de eerdere meldingen van drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is, en dat de burgemeester de belangen van de exploitant en het algemeen belang goed heeft afgewogen. Het beroep van de exploitant wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de burgemeester in het handhaven van de openbare orde en het beschermen van de woon- en leefomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/1406 en 24/1407
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekers] , uit [vestigingsplaats verzoekers], verzoeker

(gemachtigde: mr. T. Roggenkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Wouters).

Als derde-partijen nemen aan de zaken deel: [naam belanghebbende 1] uit [woonplaats belanghebbende 1] (gemachtigde: mr. F. Ergec) en [naam belanghebbende 2] uit [woonplaats belanghebbende 2] (hierna: de pandeigenaren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 19 januari 2024 om aan verzoeker als exploitant van theehuis [naam theehuis] een last onder bestuursdwang op te leggen die strekt tot het sluiten en gesloten houden van het theehuis voor de duur van zes maanden vanwege overtreding van de Opiumwet.
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De gemachtigde van pandeigenaar [naam belanghebbende 1] heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. A.M.J. Joris (als waarnemer voor mr. Roggenkamp) en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt de last onder bestuursdwang die de burgemeester heeft opgelegd en die strekt tot het sluiten en gesloten houden van het theehuis voor de duur van zes maanden. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoeker.
2.1.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van verzoeker. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden

4. Verzoeker is exploitant van het theehuis. Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 20 oktober 2023 blijkt dat de politie op 24 juni 2023 een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding heeft ontvangen met de volgende informatie:
“In theehuis [naam theehuis] in [adres theehuis] in [plaats theehuis] worden dagelijks drugs verkocht. De drugs zijn opgeslagen in een verborgen ruimte in het pand.”Naar aanleiding van deze MMA-melding heeft de politie in de periode van 22 augustus 2023 tot en met 9 september 2023 onopvallende post-acties bij het theehuis uitgevoerd, waarbij meerdere kortstondige bezoeken zijn waargenomen. Enkele bezoekers zijn direct na hun vertrek door de politie gecontroleerd op het bezit van drugs. Bij alle bezoekers die zijn gecontroleerd werd ofwel een gripzakje met hennep in hun kleding aangetroffen, ofwel in de auto. Eén gecontroleerde bezoeker heeft tegen de politie verklaard dat hij hennep had gekocht bij het theehuis. Op 6 oktober 2023 heeft de politie bij het theehuis gepost en het theehuis doorzocht. In een jas in het theehuis vond een speurhond twaalf gripzakjes met daarin in totaal 29 gram hennep.

Procesverloop

5. Op 1 november 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker en aan pandeigenaren een voornemen tot sluiting van het theehuis gestuurd. Op 21 november 2023 heeft verzoeker een zienswijze ingediend. Op 5 december 2023 heeft de burgemeester verzoeker gelast om op grond van artikel 13b van de Opiumwet het theehuis met ingang van 19 december 2023 voor een periode van zes maanden te sluiten en gesloten te houden. Dit besluit is ook aan de pandeigenaren verzonden. Op 18 december 2023 heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Op dezelfde dag heeft de burgemeester de effectuering van de sluiting opgeschort tot na de beslissing op bezwaar. Op 19 januari 2024 heeft de burgemeester het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester de effectuering van de sluiting opgeschort tot twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Omvang van het geschil

6. Het verzoek en beroep richten zich tegen het besluit op bezwaar van de burgemeester van 19 januari 2024. Anders dan de gemachtigde van de burgemeester heeft aangevoerd, merkt de rechtbank de opschorting van de effectuering, zoals de burgemeester per brief van 5 februari 2024 aan verzoeker kenbaar heeft gemaakt, niet aan als besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Het gaat slechts om uitstel van de feitelijke effectuering van het besluit. Partijen verschillen van mening over de vraag of de opgelegde last onder bestuursdwang die strekt tot het sluiten en gesloten houden van het theehuis voor de duur van zes maanden noodzakelijk en evenwichtig is, gelet op respectievelijk de hoeveelheid aangetroffen hennep en de verwijtbaarheid en persoonlijke omstandigheden van verzoeker.

Was de burgemeester bevoegd om te besluiten tot sluiting van het theehuis?

7. De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt geldt dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram of 5 planten softdrugs de aangetroffen hoeveelheid in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
7.
7.1.
De burgemeester heeft een bestuurlijke rapportage aan de sluiting ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel af mag gaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Ditzelfde geldt voor de bevindingen die zijn vastgelegd in een bestuurlijke rapportage. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [2]
7.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het theehuis te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in het theehuis twaalf gripzakjes zijn aangetroffen met daarin in totaal 29 gram hennep. Hennep is een middel als bedoeld in lijst II. Hoewel verzoeker zelf niet aanwezig was in het theehuis op het moment van de doorzoeking en de hennep in een jas werd aangetroffen, kan de hennep wel aan het theehuis worden gerelateerd. Daartoe neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de jas in een – zo blijkt uit de bestuurlijke rapportage – voor het publiek niet toegankelijk gedeelte van het theehuis werd aangetroffen. Dat de hennep volgens verzoeker van een bezoeker is geweest, maakt niet dat de hennep niet aan het theehuis kan worden gerelateerd. Ook betrekt de voorzieningenrechter in zijn oordeel het feit dat de politie meerdere bezoekers van het theehuis heeft gecontroleerd en dat deze bezoekers allemaal beschikten over een gripzakje hennep. Ook heeft één bezoeker verklaard dat hij hennep bij het theehuis had gekocht. De stelling van verzoeker, dat deze bezoeker de hennep niet in of van een werknemer van het theehuis hoeft te hebben gekocht, volgt de voorzieningenrechter niet.
Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de in de bestuurlijke rapportage opgenomen bevindingen. De burgemeester mocht er – gelet op de aangetroffen hoeveelheid gripzakjes met hennep – vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd was voor drugshandel. Dat verzoeker niet aanwezig was en dat hij, zoals hij heeft gesteld, niet kan weten wat al zijn bezoekers bij zich hebben, maakt die conclusie niet anders. Voor het opleggen van de last hoeft de burgemeester niet aan te tonen dat verzoeker een persoonlijk verwijt valt te maken. [3]

Heeft de burgemeester zijn bevoegdheid kunnen gebruiken?

8. De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid uit artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe het Damoclesbeleid De Markiezaten, Gemeente Bergen op Zoom 2020 vastgesteld (hierna: beleidsregels).
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit conform de beleidsregels is: een sluiting voor de duur van zes maanden bij deze eerste constatering, omdat een handelshoeveelheid softdrugs (meer dan 5 gram) is aangetroffen. [4]
8.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
8.3.
De voorzieningenrechter beoordeelt hierna of de burgemeester tot sluiting van het theehuis heeft kunnen besluiten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht, zoals weergegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2022. [5] De voorzieningenrechter maakt in lijn met voormelde uitspraak bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid tussen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting als maatregel.
Geschiktheid
8.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van het theehuis een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in het theehuis, het voorkomen van handel in drugs in of vanuit het theehuis en het voorkomen van overlast die drugshandel met zich meebrengt. De geschiktheid van de maatregel is door verzoeker overigens ook niet betwist.
Noodzakelijkheid
8.5.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van het theehuis nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het theehuis en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werd verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand beëindigd. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werd verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werd verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Een sluiting van meer dan zes maanden kan onevenredig zijn als er geen aanwijzingen voor drugshandel vanuit het theehuis zijn. Niettemin kan een sluiting noodzakelijk zijn door andere omstandigheden. Dit kan zich voordoen bij recidive, handel in harddrugs of ligging in een kwetsbare wijk. [6]
8.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting voor de duur van zes maanden noodzakelijk is. De burgemeester heeft niet met een minder ingrijpend middel hoeven volstaan. De burgemeester heeft daar terecht bij in aanmerking genomen dat de politie gedurende tweeënhalve week onopvallende post-acties bij het theehuis heeft uitgevoerd, waarbij meerdere kortstondige bezoeken zijn waargenomen. Daarnaast is gebleken dat bezoekers, toen ze staande werden gehouden, beschikten over een gripzakje met hennep. Verzoeker heeft alleen gesteld, maar niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd, dat geen sprake was van handel in en/of verkoop van drugs en overlast door drugs. Zo heeft verzoeker ook gesteld dat er geen loop was naar het theehuis en dat buurtbewoners geen overlast ondervonden van het theehuis, maar hij heeft die stelling niet onderbouwd. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat drugs feitelijk in of vanuit het theehuis werd verhandeld, omdat de politie een melding heeft ontvangen en omdat in het theehuis twaalf gripzakjes met daarin een gebruikershoeveelheid hennep werden aangetroffen tijdens de doorzoeking van het theehuis op 6 oktober 2023. Dat verzoeker zelf niet in het theehuis aanwezig was op het moment dat de doorzoeking plaatsvond en dat de hennep aangetroffen werd in een jas die volgens verzoeker van iedere willekeurige bezoeker kon zijn, maakt niet dat verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter mee dat een bezoeker ten overstaan van de politie heeft verklaard dat hij softdrugs had gekocht bij het theehuis. Dat hij niet heeft verklaard dat hij het in of van het theehuis had gekocht, verandert het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet.
Van een zichtbare tijdelijke sluiting gaat – zoals de burgemeester terecht schrijft in het bestreden besluit en zijn gemachtigde ter zitting ook heeft toegelicht – een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking ook de aantrekkingskracht van andere criminele activiteiten tegengaat. Aan drugscriminelen wordt immers het signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in en bij horecagelegenheden. Daarnaast wordt voor drugsgebruikers en -criminelen duidelijk dat in of bij het theehuis geen drugs aanwezig is en er dus niets meer te halen valt. Daardoor wordt de rust rondom het theehuis voor de omgeving hersteld en worden de risico’s voor omwonenden weggenomen. Aan buurtbewoners wordt gelijktijdig het signaal afgegeven dat de overheid serieus omgaat met hun meldingen en hierop acteert, waardoor het vertrouwen en de meldingsbereidheid toenemen. Voornoemde doelstellingen kunnen niet worden bereikt als de tijdelijke sluiting geen doorgang kan vinden. De burgemeester kan daarom van mening zijn dat een minder ingrijpende maatregel de sluiting niet kan vervangen.
Evenwichtigheid
8.7.
Sluiting van het theehuis was een geschikte en noodzakelijke maatregel. De vraag resteert of sluiting voor de duur van zes maanden evenwichtig was. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin drugshandel aan verzoeker als exploitant kan worden verweten. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de exploitant afwegen tegen de redenen voor sluiting.
8.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester, zoals zijn gemachtigde ter zitting ook heeft toegelicht, een belangenafweging heeft gemaakt tussen de (financiële) belangen van verzoeker en het algemeen belang. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sluiting voor de duur van zes maanden niet onevenwichtig is. Daarbij heeft hij het volgende in aanmerking genomen. Verzoeker heeft gesteld dat hij niets wist van de gripzakjes, dat de jas van iedere willekeurige bezoeker van het theehuis kan zijn geweest en dat het voor hem onmogelijk is om iedere bezoeker te controleren. Deze stelling is onvoldoende om aan te nemen dat verzoeker niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs, zeker ook gelet op de langere periode waarin de politie onopvallende post-acties heeft uitgevoerd en bezoekers heeft gecontroleerd. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij altijd aanwezig is als het theehuis open is, op een enkele uitzondering na. Verzoeker kan als exploitant van het theehuis een verwijt worden gemaakt.
Niet is gebleken van onevenwichtige (financiële) gevolgen van de sluiting. Hoewel verzoeker in enige mate heeft aangetoond hoe zijn financiële situatie eruitziet en dat hij vreest financiële problemen te ondervinden van de sluiting, heeft de burgemeester toch kunnen oordelen dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [7] De voorzieningenrechter is van oordeel dat de combinatie van de MMA-melding, de aangetroffen hennep in het theehuis – voorverpakt in twaalf gripzakjes met daarin een gebruikershoeveelheid – en de constateringen van de politie tijdens de controles van de staande gehouden bezoekers, maakt dat de burgemeester het algemeen belang boven het persoonlijk belang van verzoeker kon plaatsen. Met andere woorden heeft de burgemeester het algemeen belang zwaarder kunnen laten wegen dan het persoonlijke (financiële) belang van verzoeker.
Sluiting voor de duur van zes maanden dient daarnaast nog een ander doel: het stoppen van de loop naar het pand. De burgemeester heeft zowel in het bestreden besluit als ter zitting duidelijk overwogen waarom volgens hem met een kortere sluiting dan zes maanden niet kon worden volstaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sluiting voor de duur van zes maanden, gelet op al het voorgaande, passend is.
Gelet op het oordeel dat de sluiting van het theehuis een geschikte, noodzakelijke en evenwichtige maatregel is, slagen de gronden van verzoeker niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester bevoegd was en heeft kunnen besluiten om een last onder bestuursdwang strekkende tot sluiting van het theehuis voor de duur van zes maanden op te leggen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 12 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 13b van de Opiumwet:
1.
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a.
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b.
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
2
Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.
Damoclesbeleid De Markiezaten, Gemeente Bergen op Zoom 2020 (beleidsregels)
Softdrugs

Hennepproducten: Bij een hoeveelheid van meer dan 5 planten wordt in beginsel aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Tevens wordt meer dan 5 gram als handelshoeveelheid gehanteerd;

Paddo’s: onder een handelshoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram gedroogde paddo’s en/of 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

5. Handhavingsregime

Om de handel in drugs in of bij woningen en lokalen en de daarmee samenhangende negatieve effecten tegen te gaan is strikte handhaving gewenst en noodzakelijk.

Proportionaliteit en subsidiariteit
Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is gekozen voor een getrapt optreden. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. De duur van de sluiting is in eerste plaats afhankelijk van het soort overtreding. De sluitingsduur is in het geval van harddrugs langer dan de sluitingsduur in het geval van softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatig en strafrechtelijk onderscheid tussen soft- en harddrugs en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. Ook is de sluitingsduur langer indien al eerder een sanctie is opgelegd op basis van artikel 13b Opiumwet.
Daarnaast is de sluitingsduur afhankelijk van de vraag of de maatregel betrekking heeft op een woning of op een lokaal. De sluiting van een woning grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van een lokaal. Hier is rekening mee gehouden in de handhavingsmatrix.
Erkend wordt dat de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ingrijpende (financiële) gevolgen heeft voor zowel de gebruikers/huurders als de eigenaren van woningen en/of lokalen. Er is echter door de gebruikers/huurders en mogelijk tevens door de eigenaren ook financieel voordeel behaald uit de handel in drugs. De (oplopende) zwaarte van de maatregelen wordt gerechtvaardigd, omdat handel in drugs verboden is bij wet en het beleid van de gemeente breed bekend is gemaakt. Het beleid is er bovendien op gericht zowel de herhaling van handel in drugs op bepaalde locaties alsmede de vestiging van nieuwe verkooppunten op dezelfde of andere locaties te voorkomen.
Tot slot is bij de vaststelling van de verschillende sluitingstermijnen uitgegaan van de tijd die verwacht wordt nodig te zijn om de bekendheid van een locatie als drugsadres teniet te doen of te voorkomen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of te behouden en (herhaling van) ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen. Ook moet een (verdere) aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen worden.
Lokalen
Een lokaal is een ruimte niet zijnde een woning. Denk hierbij onder andere aan cafés, winkels, loodsen en bedrijfsruimten en andere ruimten welke niet onder de classificatie van een woning vallen.
5.1.
Lokalen en bijbehorende erven
Softdrugs
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
1e overtreding Handelshoeveelheid Sluiting voor 6 maanden
Voorbereidingshandelingen Sluiting voor 3 maanden
2e overtreding Handelshoeveelheid Sluiting voor 12 maanden
Voorbereidingshandelingen Sluiting voor 6 maanden
3e overtreding Handelshoeveelheid Sluiting voor 24 maanden
Voorbereidingshandelingen Sluiting voor 12 maanden

Voetnoten

1.Zie onder meer ABRvS 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799, r.o. 3.1 en ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2540, r.o. 5.
2.Zie ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617, r.o. 5.2.
3.Zie ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851, r.o. 2.3 en ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3339, r.o. 9.
4.Zie artikel 2 in combinatie met artikel 5.1 van de beleidsregels.
5.Zie ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
6.Zie ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1.
7.Zie ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.3.