In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens eiser niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 10 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 7 februari 2023 over de jaren 2007 tot en met 2009. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken heeft beslist op het bezwaarschrift van eiser. Eiser heeft verweerder op 3 november 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor verweerder om alsnog een besluit te nemen is verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van zeven weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal te behandelen bezwaarschriften.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt gelijk, en verweerder moet het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 418,50 aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 16 januari 2024.