5.3.Vervolgens beoordeelt de rechtbank de stelling van de heffingsambtenaar dat de beschikte waarde van € 16.708.288 niet te hoog is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de beschikte waarde van € 16.708.288 niet te hoog is. De rechtbank overweegt als volgt, waarbij de romeinse cijfers verwijzen naar de door de heffingsambtenaar gestelde waarden (zie 3 hiervoor), welke waarden allemaal door belanghebbende zijn betwist.
De heffingsambtenaar heeft de waardes I en II niet aannemelijk gemaakt, omdat hij bij de berekening van deze waardes rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van een “parkeerdek” van 1.536 vierkante meter. Nu ter zitting duidelijk is geworden dat er geen sprake is van een ‘parkeerdek’ maar van ‘overige ruimte’, zijn de waardes I en II onvoldoende onderbouwd.
De waarde III heeft de heffingsambtenaar evenmin aannemelijk gemaakt. De heffingsambtenaar heeft aan deze berekening een Excel-berekening volgens de model taxatiewijzer huurwaardekapitalisatie 2020 ten grondslag gelegd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden met welke parameters de berekening rekening houdt en de heffingsambtenaar heeft desgevraagd ter zitting niet kunnen aangeven op welke wijze het model tot de berekende waarde komt.
De waarde V heeft de heffingsambtenaar onderbouwd door het object te vergelijken met een hotel te [plaats 4], een hotel te [plaats 5] en het hotel te [plaats 3]. De door de heffingsambtenaar gemaakte vergelijking is als volgt:
Vergelijking
[plaats 4]
[plaats 5]
[plaats 3]
[plaats 2]
sterren
4
4
4
4
kamers
80
34
145
149
vergaderzalen
1
1
13
10
bouwjaar
2012
voor 2000
2016
2018
Kamers
2.327
596
4.913
7.233
Restaurant
1.295
306
2.073
1.882
Vergaderen
224
100
1.151
1.735
Overig
1.825
198
2.727
2.604
Totaal m2
5.671
1.2
10.864
13.454
Waarde per m2
€ 1.817
€ 1.755
€ 1.579
€ 1.487
Verkoopdatum
18-12-2020
2-8-2021
Verkoopprijs
€ 11.450.000
€ 2.340.000
Correctie verhuurde staat
€ 10.305.000
€ 2.106.000
WOZ waarde berekend
€ 17.155.000
Beschikt
€ 16.708.000
Waarde volgens taxateur
€ 20.000.000
Omdat de objecten wezenlijk verschillen in bouwjaar, ligging en oppervlakte is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vergelijkbare objecten. De gestelde waarde V is daarom evenmin aannemelijk gemaakt.
Heeft belanghebbende de door haar voorgestelde waarde aannemelijk gemaakt?
6. Omdat de heffingsambtenaar de door hem beschikte waarde niet aannemelijk heeft gemaakt, komt de rechtbank toe aan de vraag of belanghebbende de door haar bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De rechtbank overweegt als volgt, waarbij de romeinse cijfers verwijzen naar de door belanghebbende gestelde waarden (zie 3 hiervoor), welke waarden allen door de heffingsambtenaar gemotiveerd zijn betwist.
De door belanghebbende gestelde waarden (i) en (ii) heeft zij niet aannemelijk gemaakt, omdat zij geen (omzet)cijfers heeft aangeleverd. Zij heeft de in haar berekening gehanteerde percentages evenmin gemotiveerd. In deze fase van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding om in te gaan op het door belanghebbende gedane bewijsaanbod om alsnog de (omzet)cijfers te overleggen.
De vergelijking met het hotel te [plaats 3] (iii) heeft belanghebbende evenmin voldoende onderbouwd, omdat zij de taxatie van de waarde van dat hotel niet heeft overgelegd. De rechtbank kan aan de hand van – slechts- de WOZ-beschikking van het hotel te [plaats 3] niet vaststellen hoe dat object is afgebakend en op basis waarvan de waardering van het hotel te [plaats 3] tot stand is gekomen. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat sprake zou zijn van vergelijkbare objecten en op basis daarvan de WOZ-waarde bepaald zou kunnen worden.
De door belanghebbende gestelde waarden (iv), (v) en (vi) heeft zij niet aannemelijk gemaakt, omdat zij de door haar aangehaalde cijfers niet heeft overgelegd en daarmee de door haar gestelde berekeningen niet controleerbaar zijn.
De door belanghebbende gestelde waarde (vii) heeft zij evenmin aannemelijk gemaakt, omdat de rechtbank onvoldoende inzicht heeft verkregen in de kenmerken van de door belanghebbende aangehaalde objecten. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat deze objecten vergelijkbaar zijn met het object van belanghebbende.
7. Belanghebbende stelt dat rekening gehouden dient te worden met een correctie op de waarde vanwege de coronapandemie. Deze stelling behoeft geen bespreking, aangezien noch de heffingsambtenaar, noch belanghebbende, een waarde van het object aannemelijk hebben gemaakt.
8. Omdat beide partijen er naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn geslaagd de door hen verdedigde waarde aannemelijk te maken bepaalt de rechtbank de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum schattenderwijs op € 14.000.000.
Vergoeding van immateriële schade
9. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure en de spanning en frustratie die hij heeft geleden. De rechtbank ziet aanleiding om een vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke beslistermijn toe te kennen. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt bepaald dat een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg een periode van twee jaar bedraagt.Indien deze termijn wordt overschreden, is er aanleiding voor een vergoeding van immateriële schade.