In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 525.000, met een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de procedure is er op 20 februari 2023 een compromis bereikt over de waarde van de woning, die nu op € 457.000 wordt vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de WOZ-waarde en de aanslag OZB dienovereenkomstig. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.498,26 bedragen. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, ondanks dat er een wisseling van gemachtigden heeft plaatsgevonden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.