ECLI:NL:HR:2009:BJ7919
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding bij beroepsmatig verleende rechtsbijstand in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 december 2007, betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam had de waarde van onroerende zaken vastgesteld voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de waarden verminderd, maar de Rechtbank te Rotterdam heeft de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd en de beschikkingen gehandhaafd zoals deze na vermindering waren vastgesteld.
De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraken van de Rechtbank heeft vernietigd voor zover het ging om de proceskostenveroordeling, maar de uitspraken voor het overige heeft bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat er geen kosten van verleende rechtsbijstand op belanghebbende drukken. Dit oordeel is in lijn met eerdere rechtspraak en behoeft geen nadere motivering.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest benadrukt de voorwaarden waaronder een proceskostenvergoeding kan worden toegewezen in belastingzaken, met name in situaties waarin beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan de orde is.