ECLI:NL:RBZWB:2024:1475
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De zaak betreft een Ford Mustang Convertible waarvoor de inspecteur een naheffingsaanslag van € 6.539 had opgelegd, welke in de bezwaarfase werd verlaagd naar € 4.671. Belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag en stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met schade aan de auto en een schadeverleden. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de door belanghebbende aangedragen schade niet aannemelijk is gemaakt. Tevens wordt een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat belanghebbende recht heeft op proceskostenvergoeding van € 218,75 en vergoeding van het griffierecht van € 365 door de Staat.