In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar en de teruggaafbeschikking van de inspecteur van 4 februari 2022 beoordeeld. Belanghebbende had over het derde kwartaal van 2017 een bedrag van € 1.595 aan omzetbelasting voldaan en verzocht om een aanvullende teruggaaf. De inspecteur verklaarde het bezwaar gegrond en wees een gedeeltelijke teruggaaf toe, maar belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij btw-belaste prestaties verrichtte aan de bibliotheek, de stadswinkel, de muziekschool en het buurthuis op het moment van de ingebruikname van de ruimten. De rechtbank concludeert dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat belanghebbende niet kan aantonen dat de inspecteur toezeggingen heeft gedaan die haar recht gaven op een grotere teruggaaf.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar, omdat de inspecteur al een teruggaaf had verleend. Het beroep wordt voor het overige ongegrond verklaard, wat betekent dat belanghebbende geen aanvullende teruggaaf van omzetbelasting ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten krijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.