ECLI:NL:RBZWB:2024:1355
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) met betrekking tot schade en handelsinkoopwaarde
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had eerder een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.295, welke na bezwaar werd verminderd tot € 5.242, met een kostenvergoeding van € 538. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend op 31 januari 2024, waarbij de rechtbank de vraag onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of deze niet te hoog is. De rechtbank richt zich daarbij op de historische nieuwprijs, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat en de waardevermindering wegens schade.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had een bedrag van € 5.286 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Audi Q5, maar de inspecteur stelde dat de verschuldigde Bpm € 11.581 moest zijn. De rechtbank oordeelt dat de door belanghebbende ingebrachte argumenten over de handelsinkoopwaarde en de schade niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank stelt vast dat de handelsinkoopwaarde niet kan worden vastgesteld aan de hand van het door belanghebbende ingebrachte marktonderzoek, en dat de gestelde schade niet meer is dan normale gebruiksschade.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.