ECLI:NL:RBZWB:2024:1313
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzet tegen onbevoegdheid in jeugdhulpzaken
Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen eerdere uitspraken van 13 oktober 2023. In die eerdere uitspraken had de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de beroepen van de opposante, die betrekking hadden op het niet tijdig nemen van beslissingen op haar aanvragen voor jeugdhulp voor haar kinderen. De rechtbank heeft het verzet op 1 februari 2024 behandeld, waarbij de opposante en vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda aanwezig waren.
De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of de eerdere oordelen over de onbevoegdheid terecht waren. De rechtbank concludeert dat de verzetten gegrond zijn, omdat er niet buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat de rechtbank onbevoegd was. De opposante had in haar e-mail van 22 februari 2023 enkel om een gezamenlijke afspraak gevraagd, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er wel degelijk aanvragen voor jeugdhulp zijn gedaan, ook al waren deze niet ondertekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeentelijke verordening en nadere regels in strijd zijn met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de bepalingen die de ondertekening van ondersteuningsplannen vereisen, niet bindend zijn.
De rechtbank heeft besloten dat de buiten-zitting uitspraken van 13 oktober 2023 vervallen en dat het onderzoek naar de aanvragen van de opposante hervat moet worden. De rechtbank merkt op dat het eindoordeel nog steeds kan zijn dat zij onbevoegd is, maar dat dit verder onderzoek vereist. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is gedaan door rechter J.E.C. Vriends en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.