ECLI:NL:RBZWB:2024:1279
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 februari 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van 12 januari 2024 en heeft haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, omdat de minister had aangegeven te wachten met de feitelijke verstrekking van documenten tot na de beslissing op bezwaar. De minister heeft vervolgens aangegeven bereid te zijn de proceskosten en het griffierecht te vergoeden, maar verzocht om een wegingsfactor van 0,5 te hanteren, omdat het volgens hem om een lichte zaak ging.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Hij oordeelt dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door de feitelijke verstrekking van documenten uit te stellen. Dit betekent dat verzoekster een reden had om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De proceskosten worden berekend op basis van de bijstand van de gemachtigde van verzoekster, die een proceshandeling heeft verricht door het indienen van een verzoekschrift. De voorzieningenrechter stelt de totale proceskosten vast op € 875,-.
De uitspraak concludeert dat de minister veroordeeld wordt tot betaling van dit bedrag aan verzoekster, en dat het griffierecht aan verzoekster wordt terugbetaald, omdat de minister de werking van het besluit van 12 januari 2024 heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.