In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen zijn onvoorwaardelijk strafontslag beoordeeld. Eiser, werkzaam bij de politie sinds 5 november 2007, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef van 22 november 2022, waarin het strafontslag werd gehandhaafd. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De korpschef werd vertegenwoordigd door mr. T. Koomen en mr. F.F.M.J. van den Einden.
De zaak draait om de brand in de Chevrolet Camaro van eiser op 29 september 2014, die door de verzekeraar ZLM als brandstichting werd aangemerkt. Eiser had de brand gemeld, maar er ontstonden twijfels over de oorzaak. Diverse onderzoeken, waaronder die van I-TEK en het NFI, concludeerden dat brandstichting waarschijnlijk was. Eiser werd in 2022 veroordeeld tot een taakstraf wegens poging tot oplichting, wat de korpschef deed besluiten tot strafontslag.
De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is voor plichtsverzuim en dat de korpschef bevoegd was om het ontslag op te leggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten. De uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan politieambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en normbesef.