Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.De boetebeschikking is naar het oordeel van de rechtbank terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur heeft na de uitspraak op bezwaar het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verlaagd (in een tweede uitspraak op bezwaar op 1 juni 2022). De rechtbank zal het inkomen uit sparen en beleggen en de belastingrentebeschikking conform verlagen. Voor het overige ziet de rechtbank geen grond voor verdere verlaging van de aanslag, de boetebeschikking en de belastingrentebeschikking. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 26 april 2022 uitsluitend voor deze ziet op de aanslag IB/PVV 2018 en de belastingrentebeschikking;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.951;
- vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
- draagt de inspecteur op om het beroepschrift in behandeling te nemen als bezwaarschriften tegen de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012 tot en met 2017 en 2019 tot en met 2022.