ECLI:NL:RBZWB:2024:1167
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde bestuurlijke boete van € 16.000,- wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had op 4 oktober 2022 een boete opgelegd na een inspectie op 2 september 2021, waarbij acht vreemdelingen zonder de vereiste vergunningen aan het werk waren aangetroffen. Eiser, de aannemer van de verbouwingswerkzaamheden, had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 14 februari 2024 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde vroeg om uitstel, wat door de rechtbank werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende bewijs had geleverd dat de vreemdelingen arbeid hadden verricht zonder de juiste vergunningen. Eiser voerde aan dat hij niet verantwoordelijk was omdat hij had vertrouwd op de onderaannemer, maar de rechtbank stelde dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wav bij de werkgever ligt. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en de boete in stand bleef.