In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden 20 km per uur boven de toegestane snelheid op de N65 Bosscheweg te Berkel-Enschot op 9 oktober 2020. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de officier van justitie toegelicht.
Betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd en dat de huurder verantwoordelijk is voor de gedragingen met het voertuig. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat betrokkene onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, maar heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen.
De uiteindelijke beslissing van de kantonrechter was dat het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard, de boete werd gematigd tot € 138,75, en dat de officier van justitie het teveel betaalde bedrag van € 46,25 aan betrokkene diende terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.