ECLI:NL:RBZWB:2024:1152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
9364795 _ MB VERZ 21-277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden 4 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom in Tilburg op 17 februari 2021. Betrokkene had tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 januari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

Betrokkene voerde aan dat het voertuig op basis van een leaseovereenkomst door een ander werd gebruikt, maar heeft dit niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht aan betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat betrokkene niet kon aantonen dat hij niet de bestuurder was ten tijde van de overtreding. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen.

De uiteindelijke beslissing was dat de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde, de boete matigde tot € 18,75 plus administratiekosten, en de officier van justitie opdroeg om een te veel betaald bedrag van € 6,25 aan betrokkene terug te betalen. Betrokkene heeft het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9364795 \ MB VERZ 21-277
CJIB-nummer: 1062 5422 3946 3462
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats] ( [land] )
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
4 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N260 (links, Midden-Brabantweg richting Vossenberg) te Tilburg op 17 februari 2021 om 13:50 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat dat het voertuig op grond van een leaseovereenkomst door een ander werd gebruikt. Betrokkene adviseert om daarmee contact op te nemen. De gegevens daarvan staan in het beroepschrift.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het sanctiebedrag te matigen met 25%, omdat de redelijke termijn is overschreden. Inhoudelijk dient het beroep ongegrond te worden verklaard, aangezien betrokkene heeft nagelaten om het verweer met een geldige huur- of leaseovereenkomst te onderbouwen.

Overwegingen

Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen anders indien de kentekenhouder:
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
(b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegtof
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn geleased ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur).
Betrokkene heeft die stelling echter onvoldoende met bewijzen onderbouwd en heeft nagelaten een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen, zodat niet is komen vast te staan dat die uitzondering zich heeft voorgedaan.Het beroep daarop wordt dan ook verworpen.
De boete is dus terecht aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 17 februari 2021 en is de redelijke termijn dus met 11 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 18,75, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 6,25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: