ECLI:NL:RBZWB:2024:1036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3901
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer door het CBR

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser, die in het bezit is van een rijbewijs voor de categorieën AM, B en T, heeft bezwaar gemaakt tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) door het CBR. Dit besluit volgde op een melding van de politie dat eiser vermoedelijk niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte, na een snelheidsovertreding waarbij hij 136 km/u reed waar 70 km/u was toegestaan.

De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het CBR aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het CBR terecht heeft geoordeeld dat het enkele feit van de snelheidsovertreding voldoende is om het vermoeden van het ontbreken van rijvaardigheid te rechtvaardigen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die het opleggen van de EMG onevenredig zouden maken. De rechtbank oordeelt dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het CBR om eiser deelname aan de EMG op te leggen in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3901

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.C. van den Doel),
en

De directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het CBR om eiser deelname aan een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) op te leggen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het CBR.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft een rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën AM (brommer), B (auto) en T (trekker).
2.1.
Op 23 april 2023 is door de korpschef van de politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, aan het CBR schriftelijk mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven. Bij de mededeling is een proces-verbaal van 23 april 2023 gevoegd. Daarin is vermeld dat eiser auto reed met een snelheid van 136 km/u waar een maximumsnelheid van 70 km/u gold.
2.2.
Met het besluit van 2 mei 2023 heeft het CBR aan eiser deelname aan een EMG opgelegd.
2.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 mei 2023. Met het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar ongegrond verklaard en heeft het CBR het besluit eiser deelname aan een EMG op te leggen, gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het opleggen van deelname aan een EMG aan eiser. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Vermoeden dat eiser niet langer beschikte over de rijvaardigheid gerechtvaardigd?
5. Eiser heeft niet betwist dat hij als bestuurder van een auto de toegestane maximum snelheid met meer dan 60 km/u heeft overschreden. Dat enkele feit is volgens eiser niet voldoende om daarop het vermoeden te baseren dat hij niet langer beschikte over de rijvaardigheid. Daarvoor is vereist dat eiser duidelijk een gedrag tentoonspreidde dat in strijd is met essentiële verkeersregels en verkeerstekens. Dat volgt uit de bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling) en uit de aard van de EMG, waarmee beoogd is onwenselijk gedrag te doorbreken. Met enkel het overschrijden van de maximumsnelheid was geen sprake van het duidelijk tentoonspreiden van dergelijk gedrag, aldus eiser.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Uit de bewoordingen van artikel 2 van de Regeling, gelezen in samenhang met artikel 14, aanhef en onder b van de Regeling, zoals deze luidden ten tijde van de geconstateerde overtreding, volgt dat het enkele feit dat een bestuurder de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer overschrijdt, voldoende is voor het vermoeden dat de bestuurder niet langer beschikt over de rijvaardigheid of geschiktheid, ook als dit plaatsvond buiten de bebouwde kom. Dit strookt ook met de toelichting bij de Regeling. Daarin is over de reden van introductie van de EMG vermeld “Verkeersonveilig, gevaarzettend en respectloos weggedrag vormen de basis voor het doen van een mededeling van het vermoeden van het ontbreken van de vereiste rijvaardigheid. In veel gevallen is de oorzaak hiervan niet zo zeer een gebrek aan rijvaardigheid, als wel een gebrek aan inzicht en een attitudeprobleem (met name inzicht in het waarom van bepaalde regels).” Over snelheidsovertredingen is opgemerkt “(…) dat het hier zeer zware snelheidsovertredingen betreft waarvan kan worden gesteld dat hierdoor de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht en die op zichzelf al getuigen van een zodanig verkeerde mentaliteit van de betrokken bestuurder dat alleen al om die reden het vermoeden van het ontbreken van de vereiste rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, gerechtvaardigd is.” [1]
Opleggen deelname aan EMG onevenredig?
6. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. Normaal geldt ter plaatse, de verbinding tussen de A17 en de A59, een snelheid van 100 km/u. Vanwege wegwerkzaamheden was de maximumsnelheid voor een klein stukje van de weg teruggebracht naar 90 km/u en later 70 km/u. Op het moment dat eiser ter plaatse reed, vonden er feitelijk geen werkzaamheden plaats. Eiser heeft ook niet roekeloos gereden. Het was zondagochtend, eiser had geen haast, er was weinig verkeer en andere verkeersdeelnemers reden vergelijkbare snelheden. Het opleggen van deelname aan een EMG is niet evenredig.
6.1.
Eiser heeft niet betwist dat, gelet op de bewoordingen van de Regeling bij de vraag of deelname aan een EMG moet worden opgelegd, er geen ruimte is voor een belangenafweging. [2] In zeer uitzonderlijke gevallen kan de rechtbank oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken. [3] Er is niet gebleken dat hier, gelet op de gevolgen voor eiser van het moeten volgen van een EMG, sprake is van een dergelijk zéér uitzonderlijk geval. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het CBR om eiser verplichte deelname aan de EMG op te leggen in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 9 februari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a.. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. (…)
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 2
1. Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel 3
1. Feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 2 kunnen blijken uit:
a. eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie;
b. (…)
Artikel 14 luidt met ingang van 1 april 2023 [4] als volgt:
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
a. (…);
b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;
Bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
III. rijgedrag
4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:
j. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;

Voetnoten

1.Stcr. 25 september 2008, 186/ pag. 14
2.AbRS 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1574
3.AbRS 3 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2889
4.Stcrt. 2023, 3433