5.8Voor zover eiser heeft betoogd dat dat de laadpalen een risico opleveren voor spelende kinderen, een verhoogd brandgevaar veroorzaken en niet passen binnen het straatbeeld, is de rechtbank van oordeel dat deze argumenten - overigens nog los van het relativiteitsvereiste en de omstandigheid dat eiser alleen voor zijn eigen belang kan opkomen - buiten het hier geldende toetsingskader vallen. Het verkeersbesluit is genomen voor het aanwijzen van de parkeervakken als parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. Het plaatsen van de laadpalen is geen onderdeel van het verkeersbesluit en de gevolgen van het plaatsen van de laadpalen heeft het college in redelijkheid niet bij het bestreden besluit meegewogen.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college redelijkerwijs heeft kunnen overgegaan tot aanwijzing van de parkeerplaatsen als parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen. Wel is er gelet op overweging 4.2 aanleiding om te bepalen dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 10 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wegenverkeerswet 1994 (Wvw)
Artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
het verzekeren van de veiligheid op de weg;
het beschermen van weggebruikers en passagiers;
het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Artikel 18, eerste lid, van de Wvw
Verkeersbesluiten worden genomen:
voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
voor zover zij betreffen het verkeer onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 12, onder a, onder I, van de BABW
Door plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: de volgende borden: de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid.
Artikel 18 van de BABW
In een verkeersbesluit worden de aard en de omvang van de maatregelen aangegeven.
Artikel 21 van de BABW
De motivering van het verkeersbesluit vermeld in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24 van de BABW
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met de korpschef.
Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Bord E8 uit bijlage I bij de RVV 1990
Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven