ECLI:NL:RBZWB:2023:98

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
BRE 21/4582
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag erfbelasting en de aanduiding op het aanslagbiljet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende tegen de opgelegde aanslag erfbelasting ongegrond verklaard. De belanghebbende, die in Frankrijk woont, had beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 9 december 2022, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.

De zaak draait om de vraag of de aanslag erfbelasting vernietigd moet worden omdat op het aanslagbiljet de verkrijging van de belanghebbende als 'legaat' is aangeduid in plaats van als 'legitieme portie'. De belanghebbende stelde dat deze aanduiding tot een nadelige beoordeling door de Franse Belastingdienst zou kunnen leiden. De rechtbank oordeelde dat de aanslag erfbelasting tot het juiste bedrag aan de belanghebbende was opgelegd en dat de aanduiding op het aanslagbiljet geen reden was om de aanslag te vernietigen. De rechtbank benadrukte dat het niet van belang is in welke hoedanigheid de belanghebbende de verkrijging heeft ontvangen, zolang de belasting correct is geheven.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waardoor de aanslag erfbelasting in stand blijft. Ook werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4582
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende]uit [woonplaats] (Frankrijk), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 september 2021.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag erfbelasting ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen de in 1.2 genoemde beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld en daarbij verzocht om vergoeding van schade. De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en de inspecteur. Namens de inspecteur zijn verschenen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
De vader van belanghebbende is in maart 2020 overleden. Bij testament had hij zijn beide dochters uitgesloten als erfgenaam en een viertal instellingen tot erfgenaam benoemd.
2.2.
Belanghebbende en haar zus hebben aanspraak gemaakt op hun legitieme portie.
2.3.
In overeenstemming met een herziene aangifte heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd over een verkrijging van € 305.802 (een belaste verkrijging van € 284.856). Op het aanslagbiljet is de verkrijging omschreven als ‘legaat’ met als motivatie voor de aanslag 'Kinderen nader beroep legitieme deel'.
2.4.
De inspecteur heeft aan de notaris, die tot executeur testamentair van de nalatenschap was benoemd, bericht dat het woord ‘legaat’ moet luiden ‘uw verkrijging’. Die toelichting op de aanslag heeft de inspecteur in de uitspraak op bezwaar herhaald.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de aanslag erfbelasting moet worden vernietigd uitsluitend omdat op het aanslagbiljet de verkrijging van belanghebbende wordt aangeduid als ‘legaat’ en niet expliciet als 'legitieme portie'. Daarbij heeft belanghebbende gesteld dat de aanduiding 'legaat' op het aanslagbiljet zou kunnen leiden tot een voor haar nadelige beoordeling door de Franse Belastingdienst waardoor zij schade zou kunnen leiden.
3.2.
Op grond van artikel 5 van de Successiewet 1956 wordt erfbelasting geheven van hetgeen een verkrijger verkrijgt. Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat de aanslag erfbelasting tot het juiste bedrag aan haar als verkrijger is opgelegd. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen reden de aanslag erfbelasting te vernietigen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de inspecteur heeft geheven over de waarde van wat belanghebbende door het overlijden van haar vader krachtens erfrecht heeft verkregen en daarbij is in zoverre niet van belang in welke hoedanigheid zij dit heeft verkregen.
3.3.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op.
Voor zover er sprake zou kunnen van een andere verkrijging dan in eerste instantie in de aanslag is begrepen, staat het de inspecteur bij de uitspraak op bezwaar of in beroep vrij om een ander element van de aanslag aan de orde te stellen en op grond daarvan het standpunt in te nemen dat de aanslag niet moet worden verminderd. [1]
Voor zover ten gevolge van de duiding op het aanslagbiljet sprake zou kunnen zijn een misverstand heeft de inspecteur dat misverstand opgehelderd door bij de heroverweging in bezwaar een nadere duiding van de verkrijging te geven. Bij enig contact met de Franse Belastingdienst kan belanghebbende deze uitspraak op bezwaar, dan wel de uitspraak van de rechtbank overleggen.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. Dat betekent dat de aanslag erfbelasting in stand blijft. Verder wijst de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een schadevergoeding af.
4.2.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug. Ook krijgt zij geen vergoeding van haar proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 9 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van
geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier De rechter
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.vgl. HR 9 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2612, ro 3.3