ECLI:NL:RBZWB:2023:9548
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt op 23 november 2020. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, omdat het voertuig zonder haar toestemming door haar moeder was gebruikt. De officier van justitie heeft echter betoogd dat betrokkene niet aan de eisen voor matiging voldoet, omdat zij geen bewijs heeft geleverd voor haar claims en redelijkerwijs had kunnen voorkomen dat haar moeder met het voertuig reed.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond en dat de boete terecht is opgelegd. Echter, de rechter heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd. Dit heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 71,25, met een terugbetaling van € 23,75 aan betrokkene voor te veel betaalde zekerheid.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor matiging van boetes in geval van overschrijding van deze termijn. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.