In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de minister voor Natuur en Stikstof niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft verzocht om documenten die betrekking hebben op de correspondentie van minister Van der Wal met de Europese Commissie en andere correspondentie met de EU over stikstof in Nederland in de periode van 2022 tot en met 31 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiser te vroeg in beroep is gegaan, omdat de termijn van twee weken in de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Echter, omdat de termijn inmiddels is verstreken en de minister nog steeds geen besluit heeft genomen, oordeelt de rechtbank dat het beroep toch ontvankelijk is. Eiser heeft zijn aanvraag op 31 maart 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk op 12 mei 2023 moeten beslissen. Aangezien de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen.
De rechtbank legt de minister een beslistermijn op van tien weken na verzending van de uitspraak, in plaats van de gebruikelijke termijn van twee weken, gezien de omstandigheden. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de opgelegde termijn moet respecteren en het griffierecht aan eiser moet vergoeden.