ECLI:NL:RBZWB:2023:9061

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een aanvraag tot besluitvorming door de korpschef van politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag van 17 maart 2022 behandeld. Eiser had eerder al beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door de korpschef van politie. De rechtbank had de korpschef eerder twee keer een termijn gegeven om alsnog te beslissen, maar de korpschef heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiser stelt dat de korpschef nog steeds geen besluit heeft genomen, ondanks de eerdere uitspraken van de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 december 2023 was de korpschef niet aanwezig, wat de rechtbank noopte om op basis van de beschikbare informatie uitspraak te doen.

De rechtbank oordeelt dat, omdat de korpschef niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, het beroep gegrond is. De rechtbank wijst erop dat de korpschef op grond van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 500,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 75.000,-. De rechtbank concludeert dat de korpschef het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden, wat in totaal € 887,- bedraagt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr.drs. J. Sajtos),
en

de korpschef van politie.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van 17 maart 2023. De rechtbank heeft eerder uitspraak gedaan ter zake van deze aanvraag. [1] De rechtbank heeft de korpschef twee maal een termijn gegeven om alsnog te beslissen op de aanvraag van eiser van 17 maart 2022. In de laatste uitspraak van 22 maart 2023 staat dat de korpschef binnen twee weken na de datum van uitspraak moet beslissen op de aanvraag van eiser van 17 maart 2022. Eiser stelt nu beroep in omdat de korpschef dat volgens hem nog steeds niet heeft gedaan.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. Namens de korpschef was, ondanks een oproeping om naar de zitting te komen, niemand aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
3. De rechtbank heeft de korpschef op 6 september 2023 verzocht de op procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen.
Omdat de korpschef niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 6 september 2023, heeft de rechtbank de korpschef bij aangetekende brief van 25 september 2023 een herinnering toegezonden. Tot op heden heeft de korpschef hieraan geen gehoor gegeven. De korpschef heeft evenmin gehoor gegeven aan de oproeping om naar de zitting te komen. Dat betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken en informatie, verstrekt door eiser, uitspraak zal doen.
Is het beroep gegrond?
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is, in een geval als het onderhavige, waarin de bestuursrechter een termijn heeft gesteld voor het nemen van een besluit, niet vereist dat nog een ingebrekestelling wordt gestuurd voordat beroep wordt ingesteld. [3]
4.1.
De aanvraag van eiser dateert van 17 maart 2022. Eiser heeft reeds tweemaal eerder beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag. In de uitspraken van 18 augustus 2022 en 22 maart 2023 heeft de rechtbank de korpschef al opgedragen om alsnog op de aanvraag te beslissen, onder verbeurte van een dwangsom van respectievelijk € 100,- en € 250,- per dag tot een maximum van respectievelijk € 15.000,- en € 37.500,-. De rechtbank is niet gebleken dat de korpschef binnen de door de rechtbank gestelde termijn inmiddels een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser van 17 maart 2022. Nu de korpschef niet binnen de door de rechter gestelde termijn een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, is het beroep gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan de korpschef opgelegd?
5. De rechtbank constateert dat de korpschef nog geen besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser van 17 maart 2022, ondanks de twee eerdere uitspraken van deze rechtbank. De rechtbank constateert ook dat de korpschef niet reageert op de verzoeken van de rechtbank om de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Ook op de zitting is namens de korpschef is, ondanks de oproeping daartoe, niemand verschenen. De rechtbank had tijdens de zitting willen onderzoeken waarom er nog steeds niet op de aanvraag is beslist. Omdat de korpschef niet heeft gereageerd, heeft de rechtbank nu geen enkel inzicht in het standpunt van de korpschef en de redenen waarom er nog geen beslissing is genomen. De rechtbank kan daar om die reden dan ook geen rekening mee houden. De rechtbank bepaalt dan ook dat de korpschef op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
Welke dwangsom wordt aan de korpschef opgelegd?
6. De rechtbank wijst de korpschef erop dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen volgt dat de rechterlijke dwangsom een financiële prikkel is om een besluit te nemen en dat de wetgever die juist in de Awb heeft opgenomen om het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit effectiever te maken.
6.1.
Door de eerdere uitspraken van de rechtbank en door het nog steeds uitblijven van een beslissing van de korpschef is er inmiddels een groot bedrag van € 52.500,- aan dwangsommen verbeurd. Gelet op het feit dat de eerdere financiële prikkels niet hebben gewerkt en het hier een derde beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen betreft, ziet de rechtbank aanleiding om in afwijking van het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) te bepalen dat de minister een dwangsom van € 500,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 75.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de korpschef de onder 5. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de korpschef de onder 6.1. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de korpschef het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De korpschef moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting van de rechtbank heeft deelgenomen en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de korpschef op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat de korpschef aan eiser een dwangsom van € 500,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 75.000,-;
  • veroordeelt de korpschef tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser;
  • bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 augustus 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:4775) en Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 maart 2023 (ECLI:NL:RBZWB:2023:1907).
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).