In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor de jaren 2018 en 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, welke door belanghebbende werden betwist. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende had in zijn aangiften kosten in mindering gebracht, maar de inspecteur heeft deze bedragen niet geaccepteerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de kostenaftrek terecht heeft geweigerd, omdat de kosten bij de vennootschappen thuishoren en er geen aanleiding is voor een afwaardering van de rekening-courant vordering.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met 17 maanden en kent belanghebbende een schadevergoeding van € 1.500 toe. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, maar veroordeelt de inspecteur tot betaling van de schadevergoeding, het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.