ECLI:NL:RBZWB:2023:8991
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de vraag naar nieuw feit
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 beoordeeld. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.204 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.212. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de navorderingsaanslag. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I.J. Janssens, en de inspecteur werd vertegenwoordigd door twee inspecteurs.
De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslag onbevoegd is opgelegd, omdat de inspecteur niet heeft aangetoond dat er sprake was van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De inspecteur had gesteld dat de conclusie van een derdenonderzoek een nieuw feit vormde, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nieuwe informatie was die niet al door belanghebbende was verstrekt. De rechtbank vernietigt daarom de navorderingsaanslag en de uitspraak op bezwaar.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden en kent een schadevergoeding van € 1.000 toe. De rechtbank bepaalt verder dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden. De totale vergoeding voor proceskosten bedraagt € 1.674. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.